Algemeen Dagblad, 8 november 2005
Met gezin in de auto op weg naar het Letterkundig Museum in Den Haag, dé plek voor jonge en oude lezers.
Op Radio 1 een item over oorlogspropagandafilms, waaraan het naderende IDFA-festival veel aandacht zal besteden. We horen een opgefokt stemmetje fulmineren tegen het Amerikaans-joodse communistische grootkapitaal. Op de achterbank vraagt mijn zoontje Broos: ‘Is dit Adolf Hitler?’ Hij is nog maar zeven, maar toch heeft Broos een fascinatie voor de Tweede Wereldoorlog (hij bladert in mijn oorlogsbibliotheek en in Normandië wil hij naar oorlogsmusea). Ik vind het nogal een prestatie dat een knulletje al zo’n historisch besef heeft. Dan vraagt hij abrupt wat ’tralies kampen’ zijn.
‘Concentratiekampen,’ verbetert mijn vriendin, waarna ze mij aankijkt. Belangrijk moment. Wat gaan we hem vertellen? De wereld simplistisch invullen in de kampen Goed & Kwaad is voor een zevenjarige tot daaraan toe, maar is hij niet veel te jong om geconfronteerd te worden met humane verschrikkingen van zulke omvang? We besluiten van wel. Mijn vriendin zegt: ‘Dat vertellen we je als groter bent.’ Later die middag krijgt Broos een rondleiding door het Letterkundig Museum.
‘Wat vond je het mooist?’ vraagt een mevrouw, als we bij de uitgang staan.
‘Over Lange Frans,’ antwoordt hij.
‘Lange Frans?’ vraagt de vrouw verbaasd.
‘Ja, dat meisje van wie haar dagboek in de oorlog werd meegenomen door de Duitsers.’