Wat als…

AD Magazine, Zaterdag 20 & zondag 21 juni 2020.

Schrijver en veellezer Ronald Giphart leidt ons door zijn boekenkast. Deze week kiest hij vijf dystopische romans, waarin alternatieve werelden worden beschreven.

1984 (1949) – George Orwell

Wat als we leven in een wereld waarin het overheidssysteem er alles aan doet om burgers te onderdrukken? Dit is een toekomstbeeld dat in 1949 wordt geschetst in de beroemdste dystopische roman aller tijden: 1984 van de Britse schrijver George Orwell (1903-1950).

Terwijl de vrije wereld na de Tweede Wereldoorlog op adem kwam van de gewonnen strijd tegen de nazi’s en zich ondertussen klaarmaakte voor de confrontatie met de totalitaire communistische regimes van Stalin en Mao, publiceerde Orwell zijn voorspelling hoe het menselijk leven op aarde er vier decennia later uit zou kunnen zien.

Een akelig beeld; in zijn boek houdt het heersende dictatoriale gezag zijn burgers stevig onder de knoet. Alle vrijheden zijn ingeperkt en de enige politieke partij die is toegestaan, bepaalt alle facetten van het leven. De waarheid is afgeschaft en taal is het instrument om iedereen in het gareel te houden. Burgers zijn gehersenspoeld, alle gedrag is voorgeprogrammeerd. Inwoners krijgen net genoeg eten om niet te sterven en lijdzaam de straffen en martelingen te ondergaan.

De kracht van verbeelding kan mensen een sombere spiegel voorhouden in de hoop hen te waarschuwen, en dat was precies Orwells bedoeling. Lang heeft hij niet van het succes van zijn boek kunnen genieten: hij overleed een paar maanden na verschijning.

De man in het hoge kasteel (1962) – Philip K. Dick

Wat als de Amerikanen de Grote Depressie niet hadden overwonnen en zich niet konden ontwikkelen tot militaire supermacht? Wat als vervolgens de Duitsers de atoombom produceerden en met hun bondgenoten Japan en Italië de wereld veroverden?

Dit is het uitgangspunt van de onheilspellende roman De man in het hoge kasteel van cultschrijver Philip K. Dick (1928-1982). Sinds kort zendt betaalzender Amazon Prime een niet onaardige tv-adaptatie van dit boek uit, waarvan twee seizoenen online staan.

Er zitten wel verschillen tussen beide. In de tv-versie draait alles om geheime filmbeelden, in het boek om een verboden roman. Dit ‘boek binnen het boek’ is óók een zogenaamde what if, want hierin wordt beschreven hoe het juist de Amerikanen waren die de Tweede Wereldoorlog wonnen, hoewel de loop van die geschiedenis dan vervolgens weer afwijkt van wat in werkelijkheid gebeurde.

Kortom, alles loopt in dit boek door elkaar. Adolf Hitler is niet dood, maar voert nog immer een schrikbewind over de wereld, al heeft hij last van een geslachtsziekte. De man in het hoge kasteel (in 2016 opnieuw in het Nederlands uitgegeven) is een verslavende nachtmerrie, die ons een spiegel voorhoudt van de huidige tijd.

Het complot tegen Amerika (2004) – Philip Roth

Wat als voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog niet Franklin D. Roosevelt de Amerikaanse verkiezingen had gewonnen, maar luchtvaartheld en nazisympathisant Charles A. Lindbergh? In werkelijkheid vloog Lindbergh als eerste non-stop over de Atlantische Oceaan én was hij inderdaad zeer onder de indruk van Hitler.

In de roman van Philip Roth (1933-2018) wint hij na een zeer populistische campagne als Republikein de Amerikaanse verkiezingen, waarna er een tijdvak volgt dat de geschiedenis ingaat als ‘de periode-Lindbergh’. Peurend uit zijn geheugen vertelt Roth hoe hij als kind Lindberghs bewind onderging, hoe Amerikaanse Joden niet alleen werden onderdrukt, maar ook moesten meebuigen met de omstandigheden. Hij beschrijft wat dit betekende voor zijn familie: zijn oudere broer kwam in een heropvoedingsprogramma voor Joodse kinderen en zijn tante werkte met Joden die wilden samenspannen met de nazigezinde autoriteiten.

Anders dan De man in het hoge kasteel van Philip K. Dick is Het complot tegen Amerika subtieler en gaat het vooral om de vraag hoe gewone mensen in de greep kunnen raken van een repressieve overheid. Inmiddels is ook van dit boek een tv-serie gemaakt, die wordt uitgezonden door HBO.

Alles wat er was (2013) – Hanna Bervoets

Wat als acht mensen plotseling worden opgesloten in een oud schoolgebouwen alles in hun leven hen ontvalt? Dit is het begin van de roman Alles wat er was van Hanna Bervoets (36), die volgend jaar het prestigieuze Boekenweekgeschenk mag schrijven.

De hoofdpersoon is tv-redacteur Merel, die op een willekeurige zondagmiddag in een school een doorsnee wetenschappelijk programma gaat opnemen rond een wiskundig onderlegd jongetje genaamd Joeri. Dan klinkt er buiten het gebouw een luide knal en krijgt iedereen op de set de opdracht binnen te blijven. Deuren en gordijnen moeten dicht, om het gebouw hangt een dikke, ondoordringbare mist. Er is geen internet, geen mobiel bereik en geen contact met de buitenwereld. Gelukkig is er genoeg water en zijn er veel boeken.

De acht aanwezigen geven zich over aan de situatie, en dan begint het lange wachten. In een door Merel gevonden agenda van een scholiere houdt zij een dagboek bij van de gebeurtenissen, hoe de acht proberen te overleven op schaarse rijstkorrels en pastavlindertjes. Ze moeten een nieuwe omgangsvorm zien te vinden, ongewis van wat zich buiten het schoolgebouw afspeelt. Na dagen, weken, maanden van isolement komen er spanningen, onhebbelijkheden en – natuurlijk – verlangens. Zal ‘de oude situatie’ ooit terugkeren?

Tot bloed op het droge (2017) – Jerry Goossens

Wat als een nieuwe watersnoodramp een groot deel van Nederland heeft vernietigd en veel Nederlanders zijn gevlucht naar Noord-Afrika om daar een nieuw bestaan op te bouwen? Met deze vraag, die met het stijgen van de zeespiegel voorstelbaar is, begint Tot bloed op het droge van Jerry Goossens (55).

De roman is een omgekeerd immigratieverhaal. Waar in de afgelopen decennia West-Europa veel inwoners uit Noord-Afrika mocht verwelkomen, zijn het in Goossens’ roman geplaagde Hollanders die naar de zanderige woestijngronden van die kant van de Middellandse Zee vluchten. Net als veel nieuwkomers hier klampen ‘de Kazen’ zich vast aan de normen en waarden van hun moederland. Om hun afkomst te etaleren beginnen ze weer op klompen te lopen, zwelgen ze in hun bijna ondraaglijk zware gereformeerde geloof, werken ze in de hasjproductie (het blijven Nederlanders) en drinken ze na afloop van hun zondagse kerkgang monter een jenevertje.

Beide groepen leven min of meer gebroederlijk naast elkaar, tot een nieuwe dominee met een hardvochtig wereldbeeld roet in het eten gooit. Tot bloed op het droge is een overtuigende ideeënsatire over immigratie, racisme en identiteit en óók een prachtig liefdesverhaal.