We dachten dat het niet nog erger kon, maar we hadden ongelijk.

AD Magazine, 24 mei 2017

Het liefst zou schrijver en vader Ronald Giphart zijn kinderen willen afschermen van de boze buitenwereld. Zelf verloor hij bij de aanslagen in Parijs bijna een van zijn beste vrienden. Juist van hem leert Giphart nu het leven te vieren.

Iemand met een zieke geest en een nog zieker wereldbeeld besloot een bloederige aanslag te plegen op kinderen die een concert bezoeken. Kinderen. Gisteren zagen we beelden die we nooit meer zullen vergeten. Pubermeisjes met konijnenoortjes die in paniek wegrennen van de plek waar net een explosie plaatsvond. Verbijsterde, aan de grond genagelde ouders die staan te wachten bij een van de uitgangen van de Manchester Arena. Mensen die elkaar vertrappen en over elkaar heen springen. Een man geraakt door een fragmentatiebom, het bloed stromend uit zijn onderbenen.

Mijn jongste zoon van 10 keek ’s ochtends met mij de beelden, ondanks mijn gebod dat hij aan de ontbijttafel moest blijven zitten. Hij wist wie Ariana Grande was (ik niet) en kende kinderen die wel eens naar een concert van haar waren geweest. De boosaardigheid van de wereld was voor hem nog nooit zo dichtbij geweest. Ik wou dat ik mijn nieuwsgierigheid had kunnen bedwingen en pas na zijn vertrek naar school het Journaal had aangezet.

Vastberaden

In de ochtend na de barbaarse aanslag kwamen er vele reacties van politici, staatshoofden, deskundigen en burgers. Een gemene deler was dat we ons door dit soort aanvallen niet mogen laten verdelen, dat we vastberaden en united moeten blijven, dat we schouder aan schouder de gevaren van onze tijd moeten pareren en vooral het leven moeten blijven vieren. Mijn eerste reactie hierop: “Ja, vertel dat de doden.”

Na een aanslag als die van eergisteren – de zoveelste – ervaar ik een diep gevoel van moedeloosheid en het liefst wil ik de buitenwereld uitzetten: geen journaals, geen internet, mijn kinderen voor altijd binnen en nooit meer een stap buiten de deur.

Vorige week was ik in de Franse hoofdstad om inspiratie op te doen voor mijn eetrubriek in deze krant. Ik werd op sleeprouw genomen dooreen bevriende kok uit Utrecht, een bescheiden man die regelmatig naar zijn geliefde Parijs scheurt om in snel tempo bij zoveel mogelijk restaurants culinair bij te tanken. Parijs is de stad van het leven en de onstuimigheid.

Beroemde bistro

Mijn vriend was ook in Parijs op vrijdag 13 november 2015, toen hij met drie Utrechtse horecamannen een paar geliefde eethuizen bezocht. Ze hadden geluncht bij een beroemde bistro en waren op weg naar het volgende eethuis, toen ze op de Rue de Charonne een typisch Parijse uitspanning zagen genaamd La Belle Équipe, oftewel de mooie ploeg. En een mooie ploeg zagen ze. Het verwarmde terras van het café-restaurant was afgeladen met studentes en ander vrolijk volk. Het was een aangename avond, zeker voor november, de stad vibreerde van energie.

Eigenlijk waren de Nederlandse mannen op weg naar een restaurant genaamd Clamato, driehonderd meter verderop, maar de gezelligheid van het terras van La Belle Équipe lonkte. Een van de koks zag een vrij tafeltje, midden in de drukte, een geschenk van bovenaf leek het wel. Ze besloten hun gastronomische bedevaartstocht even te onderbreken voor een biertje tussen het knappe jongvolk met hun weelderige haarddossen.

En toen gebeurde het. Er stopte een voertuig en een man stapte uit. Niemand lette op hem. De man pakte in alle rust een kalasjnikov en begon zonder genade kogels af te vuren op terraszitters. Mijn vriend en de andere Nederlanders doken naar de grond, in een reflex tot zelfbehoud. Na een tijdje viel er een wezenloze stilte, want de man moest zijn wapen herladen. Toen hij een minuut of wat later was uitgeschoten, bleek iedereen op het terras dood of stervend, alle mooie jonge mensen, op de vier Nederlanders na. Drie van hen waren ongeschonden, een had drie kogels in zijn been en één schampschot langs zijn borst. Dat was mijn vriend.

Cola

Donderdag liet hij mij de plek zien waar de schutter die vermaledijde avond in november was uitgestapt en waar hij in koelen bloede zijn wapen had gericht op de onschuldige menigte, terwijl zijn handlangers verderop bij de Bataclan dood en verderft veroorzaakten. Mijn vriend wees me de shoarmazaak aan de overkant, waar hij heftig bloedend naartoe was gebracht en waar hij – liggend tussen twee andere zwaargewonden – een blikje cola had gekregen van de eigenaar. Dat was de beste cola die hij ooit had gedronken, nimmer smaakte de drank zo goed. De tent was inmiddels compleet verbouwd.

Mijn vriend toonde me het kleine straatje waar de doden op een rij waren neergelegd door hulpverleners. Al twee keer eerder is hij terug bij La Belle Équipe geweest, en steeds blijft de plek hem raken. Er hangt inmiddels een gedenksteen, met 21 namen van slachtoffers. Hoe weinig had het gescheeld of die van hem of een van zijn Utrechtse kompanen had daarbij gestaan?

Ik vroeg mijn vriend of de aanslag in Parijs zijn wereldbeeld heeft veranderd, of hij op zijn beurt is geradicaliseerd, Hij vertelde dat hij na een paar weken in Franse en Nederlandse ziekenhuizen terugkwam in zijn Utrechtse restaurant. Hij liep op krukken en werd ontvangen door het personeel. Zijn spoelkeuken medewerker, een oudere Marokkaanse man, was geëmotioneerd en bood zijn verontschuldigingen aan.

“Waarom? Alsof hij op wat voor manier dan ook verantwoordelijkheid droeg voor de daden van godsdienstgestoorde gekken”, zei mijn vriend, die vertelde dat hij sinds de aanslag eerder gematigder is gaan denken dan andersom, en nog meer gelooft in een open Europa.

Na ons bezoek aan het terras liepen we donderdag verder de Rue de Charonne in. We wandelden langs Clamaro, het visrestaurant waar hij en zijn vrienden op 13 november 2015 ’s avonds zouden eten. Het was er afgeladen en we moesten er een uur op wachten, maar ze maakten een tafeltje voor ons vrij. En zo zat mijn vriend anderhalf jaar nadat de haat hem bijna dodelijk had geraakt tussen uitgelaten Parijzenaars aan de oesters, de mosselen en de wijn. We zaten daar, ondanks alles, het leven te vieren.

DonaId Trump zei dit weekend in Riyad over de strijd tegen terrorisme: “Dit is een gevecht tussen barbaarse criminelen die het menselijke leven willen vernietigen en fatsoenlijke mensen van alle religies die het willen beschermen. Het betekent dat we één front moeten vormen tegen de moord op onschuldige moslims, de onderdrukking van vrouwen, de vervolging van joden en het afslachten van christenen.” Wat we ook van Trump mogen denken: daar valt geen speld tussen te krijgen.

Enthousiasme

Eén front vormen en niet talmen. Zaterdag treedt de oude ska-/punkband The Specials op in het centrum van Leeds (voor wie even kwijt is waar dat ligt: bij Manchester rechtsaf). Zevenduizend fans zullen op het Millennium Square losgaan op de vrolijke two-tone-klanken van de energieke oudemannenformatie. Met vier vrienden, onder wie een columnist van deze krant, hebben wij al een halfjaar tickets voor dit openluchtevenement. Natuurlijk heeft de aanslag van eergisteren ons enthousiasme danig getemperd, zoals ook het plezier in de Europacup-finale van Manchester United tegen Ajax vanavond op voorhand een enorme dreun heeft gekregen. En toch gaan we erheen. Vastberaden en united, hoe gratuit dat ook klinkt. Mensen zeggen: “Anders hebben de terroristen gewonnen.” Het is barbaren de afgelopen jaren gelukt om diepe wonden te slaan en angst te zaaien, maar uiteindelijk zal onze levenslust standhouden en zegevieren. Er zijn voor terroristen twee overwinningen te halen: als we niet meer op terrassen zitten, naar concerten gaan en ons vrije leven durven te leiden, en als we de schuld van de aanslagen leggen bij onschuldige mensen.