Weemoed

De Volkskrant, 26 maart 2011

Mijn hotelkamer keek uit op Weemoed. Dit klinkt als een typische voice-over van private investigator Mike Hammer uit de gelijknamige vroegere Amerikaanse detective (de serie die altijd begon met een slepende saxofoonsolo), maar toch was het daadwerkelijk wat ik zag.

Vanaf de derde verdieping van een hotel in Tilburg had ik uitzicht op de Korte Heuvel, een uitgaansstraat met barren, restaurants en terrassen. Verscholen in het midden lag een onooglijk, maar roemrucht kroegje dat vernoemd is naar de gemoedstoestand die het café het best typeert. Volgens het Woordenboek der Nederlandsche Taal is het een stemming waarbij ‘zoowel (lichte) gevoelens van droefheid als van blijdschap, vreugde, zacht genot en dergelijke het gemoed beroeren’. Weemoed, een betere naam voor een café is er niet.

Lang geleden was ik er met een vriend, en later met twee collega’s, we zochten wat iedereen er te zoeken heeft: alcoholische roes, vergetelheid, groots & meeslepend leven in een ruimte van 5 bij 7 meter. Kroegafspraken, liederen, beloften, kortstondige instant vriendschap. De Tilburgse schrijver en dichter Jasper Mikkers, bij sommigen beter bekend als Tymen Trolsky, schreef ooit over de uitspanning: ‘Een kamer als een kast zo groot, een kapstok voor kapotte paraplu’s en in de steek gelaten jassen, een zooitje krukken en een oude telefoon, een voorproef op de eeuwigheid. Dat is Weemoed.’

Een voorleesbeurt had mij naar Tilburg gebracht, Weemoed lonkte mij na mijn optreden van mijn hotelkamer naar de overkant. Ik ga niet graag in mijn eentje naar een kroeg, maar bij deze plek maakt dat niet uit. A place where nobody knows your name en iedereen toch weet wie je bent. Tot twaalf uur was het redelijk rustig, daarna begonnen de onsterfelijken binnen te stromen: een dichter, een drummer, nog een dichter, een organisatrice van culturele avonden, een paar studenten, een groep moeders.

De barman bleek Woef te heten, waarschijnlijk afkomstig van Wolfgang, althans dat meen ik mij te herinneren. Hij heeft het me verteld, maar ik ben het gaande de nacht vergeten, wat uitsluitend kwam door de losse pols waarmee Woef zijn tap bediende.

Op de Korte Heuvel is Weemoed ingebouwd tussen enorme themacafé’s en dranklokalen, waar hippe jongeren mochito’s drinken en tapas eten tegen marktconforme prijzen. Bij het vaalbruine kroegje in het midden vraagt men daarentegen nog bedragen van voor de Eerste Golfoorlog. ‘Misschien is dit wel het goedkoopste café van Nederland’, zei een al wat oudere musicus, die eruitzag alsof hij op zoveel mogelijk plaatsen consumententesten had gedaan.

De avond in Weemoed eindigde in stijl. We bezongen de liefde, bespraken de raadselen der vrouwen, discussieerden over politiek, streden over schrijvers, bewierookten Gent, verafgoodden muziekstromingen, verafschuwden de hufters die de wereld verhufteren, vertelden elkaar met trotse wangen over onze toekomstige meesterwerken, composities, dichtbundels, romans. Natuurlijk hebben we de onvermijdelijke plechtige kroegcontracten op bierviltjes getekend, met afspraken en beloften die ik tegen het krieken alweer volledig was vergeten, met dank aan Woefs frivole taptechniek en de bijbehorende gevoelens van ‘zoowel droefheid als blijdschap’.

De volgende ochtend had ik een kater, die ik – als ik mijn leven mocht becommentariëren met de hese voice-over van Mike Hammer – zonder aarzeling Weemoed zou noemen.