Weergaloos leesbaar onleesbaar

Het Parool, 19 mei 1995

Boekrecensie: J.M.H. Berckmans: Taxi naar de Boerhaavestraat, Nigh & Van Ditmar, ƒ 34,90

Op de achterflap van de verhalenbundel Taxi naar de Boerhaavestraat van de Vlaamse schrijver J.M.H. Berckmans (1953) staat een blurp van Tom Lanoye: “Wat ik nog altijd niet begrijp is waarom niet iedereen het verzamelde werk van Jean-Marie Berckmans in huis heeft staan.” De schrijver is inderdaad bij lange na geen Bestseller-auteur, zoals bijvoorbeeld zijn landgenoten Herman Brusselmans of Tom Lanoye zelf (‘met z’n vieze vuile vettige brillantinekuif’, aldus Berckmans). Hoewel Berckmans bij het grote publiek – wie zijn dat toch? – inderdaad geen bekendheid geniet, is zijn naam in de literaire cult-scene een begrip. Berckmans is de grootste en meeslepende zuiplap, de verbitterde haveloze, de onverbiddelijke cynicus, de in zijn eigen stront en vuiligheid gaarkokende misantroop, de onnavolgbare stillist die al vijf boeken schreef als Café de Raaf nog steeds gesloten, Het schemert in Barakstad en Brief aan een meisje in Hoboken. Berckmans is een imago een (spraakmakende) reputatie. Zelf heb ik de schrijver één keer gezien, achter de coulissen van het Crossing Border Festival, waar hij zich ter voorbereiding van een leesbeurt terugtrok met een volle fles wijn, deze een kwartier later geleegd op de grond liet vallen, vervolgens apedronken het publiek uitwauwelde, waarna hij geleund tegen een pilaar zielloos in elkaar zakte.

Deze reputatie zegt echter niets over literaire kwaliteiten. In tegenstelling tot een collega-outlaw als A. Moonen gaat achter J.M.H. Berckmans wel degelijk een groot schrijver schuil. Ik denk zelfs dat Berckmans met zijn faam als onberekenbare wilde gek zijn boeken onrecht aandoet. Zijn teksten vind ik namelijk behorend tot het beste wat er in het Nederlands geschreven wordt, en wat zou het mooi zijn (ik voel me een dominee als ik dit zeg) wanneer dit werk een zo groot mogelijke verspreiding kreeg.

De grootste verdienste van Berckmans proza is mijns inziens de stijl, die nog het beste te typeren vals als ‘weergaloos leesbaar onleesbaar’. Berckmans schrijft rauw, puur, heftig, oprecht en ultiem doorleefd. En uitermate dwingend., Wie leest in Taxi naar de Boerhaavestraat zal dat moeten blijven doen, zelfs al staat de inhoud tegen, zelfs al is de inhoud in het geheel niet duidelijk, zelfs al raakt de schrijver verstikt in zijn eigen taal. Neem een passage als deze: “Daarna zet hij (de vader van het schrijvergelijkende hoofdpersonage, RG) met het telecommando de tv af, doet het licht uit en gaat slapen, ik blijf liggen op de sofa, ik blijf staren naar de onzichtbare muur, ik blijf zoeken naar het ene, enkele, onbedenkbare beeld, misschien is het het beeld van een zwijn, misschien is het het beeld van een nijlpaard, misschien is het het beeld van een sukkelaar in een beige anorak en vettige jeans die onderweg van het ziekenfonds naar De dorstige Haan in z’n boek schrijft, misschien zijn het tien triljoen triljard donkerrode bakstenen, wellicht is het een hoest en een scheet, ik weet het niet, ik zal het ook nooit weten, omdat het ene, enkele beeld niet bestaat, omdat alle metaforen zinloos en uitgesloten zijn, omdat alles niets is. Daarom. Omdat alles niets is.”

Dit fragment komt uit het verhaal ‘De wortel in de brievenbus’, dat misschien niet zo’n mooie titel heeft als de andere verhalen (vergelijk: ‘Een beetje voorbij het huis van Elsschot’, ‘Kleine odyssee van waar je vertrekt naar waar je vertrokken bent’ en ‘Total loss in Barakstad en op Linkeroever’), maar dat zo geramd en sterk in elkaar zit, dat het een van de beste verhalen is die ik heb gelezen. Berckmans is een verlopen turbo-Nescio, een Vlaamse Céline, een hetero-Reve op z’n allerpsychopatischt.

Een paar weken geleden besprak ik de roman Het gelag van de Vlaming Bart Plouvier, over een café dat uitsluitend bevolkt wordt door verschoppelingen, monomanen, alcoholisten, paranoïci en andere marginalen. Berckmans verhalen gaan over dezelfde personages, zij het dat hij deze lieden in tegenstelling tot Plouvier niet beschouwend maar van binnenuit beschrijft. Dit is rauwer en misschien ook eerlijker, omdat juist de liefdeloosheid en de uitzichtloosheid op deze manier des te schrijnender wordt weergegeven. “Mama help mij want ik ben eenzaam en bang,” schrijft Berckmans. “Heer verlos mij van deze redeloze radeloze drang. Maar ik ben alle wanhoop nu voorgoed voorbij en schrijf alleen nog maar wat ik denk dat ik schrijven moet.” Ik zou willen besluiten met een zin die wat mij betreft als blurp mag worden opgenomen op de achterflap van een volgend boek van Berckmans: Wat ik nog altijd niet begrijp is waarom niet iedereen het verzamelde werk van Jean-Marie Berckmans in huis heeft staan.