Weerzinwekkend mooi

Vara Gids 29/30, 20 juli – 2 augustus 2019

Het boek Amerikaanse Pastorale van de Amerikaan Philip Roth (1933-2018) laat prachtig zien dat terreuraanslagen door jongeren van alle tijden zijn. In dit geval de jaren 60 van small town Amerika.

Begin dit jaar werd in Nijmegen een 21-jarige vrouw opgepakt omdat ze tijdens een demonstratie in Amsterdam met een zwarte shawl voor haar gezicht had geroepen: ‘Als je Thierry dood wilt schieten, zeg dan paf.’ Er verscheen een filmpje van deze leuze op de sociale kanalen en de verontwaardiging was groot. Voor de rechter zei de vrouw dat ze absoluut niet vond dat politicus Thierry Baudet moest worden vermoord, waarna ze spijt over haar leuze betuigde. Ik heb twee kinderen in de leeftijd van dit meisje en bij het volgen van de berichtgeving werd ik bevangen door een intens burgerlijke gedachte: ach kind, wat doe je je ouders toch aan?

Het voorval deed mij denken aan een avond in Groningen, een paar jaar geleden, toen ik te gast was bij een clubje jeugdige literatoren en lezers. Na afloop werd ik door studenten meegetroond naar het roemruchte Café Wolthorn, waar we in een kleiner gezelschap napraatten over literatuur en politiek. Het gesprek flipperkastte via de opkomst van het communisme naar Frans Kafka naar het Jodendom naar de Tweede Wereldoorlog naar de wereldwijde zegetocht van ultrarechtse populisten. Nou ja, gesprekken die je voert in het café.

De gemoederen liepen echter onverwachts hoog op en dat deed op een maffe, romantische manier denken aan vervlogen tijden, toen kroeggesprekken over politiek steevast ontaardden in verhitte debatten. De polarisatie van weleer leek helemaal terug.

Het onderwerp van de aanvaring was de bewering van een van de studenten – een vrouw van jaar of 24 – dat we veel méér dan alleen maar alert moesten zijn over de uitspraken van hedendaagse xenofobe politici. Kwaad kondigde ze aan dat zij zelf niet meer klakkeloos ging toekijken hoe onverdraagzaamheid en haat mensen tegen elkaar opzetten, waarna ze een vurig pleidooi hield om actie te ondernemen. De geschiedenis had geleerd, riep ze, dat we nooit lijdzaam aan de zijlijn moeten wachten als fascisten in nieuwe jasjes op slinkse wijze de macht proberen over te nemen. Ik vroeg wat ze bedoelde met ‘niet klakkeloos toekijken’. De studente zei dat zij zo langzamerhand niet meer kon geloven in een democratisch systeem dat geen oplossingen biedt voor ongelijkheid, armoede, racisme en klimaatverandering. Verbaasd vroeg ik of ze de democratie wilde afschaffen.

‘Misschien moeten we als redelijke mensen gewoon maar hier en daar weer eens paar bommetjes gaan neerleggen,’ riep ze.

Wederom begreep ik niet wat ze bedoelde.

‘Verbale bommen neem ik aan?’

Ze bedoelde ‘letterlijk’ bommen, oftewel aanslagen, het plegen van geweld. Ik stond paf. En dat kwam mede omdat haar betoog door enkele andere studenten met instemming werd aangehoord. Weer werd ik bevangen door de burgerlijke gedachte: ach jongens, wat doen jullie je ouders aan? De woorden ‘redelijke mensen’ in combinatie met ‘bommen leggen’ zijn het voorbeeld van een contradictio in terminis. Geen redelijk mens denkt er ooit aan geweld te gebruiken om zijn of haar wil door te drijven. Althans, dat zou je denken.

‘In de Tweede Wereldoorlog dachten sommigen uit het verzet daar gelukkig anders over,’ zei het meisje.

‘Maar we zitten nu niet in een oorlog,’ riep ik. ‘We kunnen een nieuwe oorlog voorkomen,’ zei de strijdlustige studente – die later beweerde dat haar opmerkingen louter waren bedoeld om te provoceren.

Terug in mijn Groningse hotelkamer dacht ik aan Amerikaanse pastorale, een imposante roman uit 1997 van de vorig jaar overleden schrijver Philip Roth. Dat boek had ik gelezen toen het net was verschenen en net als alle romans van Roth maakte het boek diepe indruk op me.

Jarenlang hoopten velen – ik hoorde daarbij – dat Philip Roth de Nobelprijs voor Literatuur zou winnen, maar helaas was hem die eer niet gegund, want daarvoor vonden de juryleden het werk te plat, te Amerikaans of in de woorden van de secretaris van het comité dat de prijs toekent ’te ontvankelijk voor trends in de eigen massacultuur’.

Inderdaad heeft Philip Roth altijd geschreven over Amerika, over de Joodse middenklasse, -over seks en over politieke en maatschappelijke ontwikkelingen. Hij schreef met woeste toewijding meer dan dertig romans, tot hij in 2012 besloot om definitief te stoppen met schrijven. Met enige botheid zou je zijn werk in twee categorieën kunnen onderverdelen: romans die voornamelijk gaan over het afkalvende hoogstpersoonlijke leven van één hoofdrolspeler in een steeds vijandigere omgeving, en romans die voornamelijk gaan over archetypische hoofdpersonen die zich staande proberen te houden in een ongrijpbare wereld die an sich net zo goed het hoofdpersonage van het verhaal kan worden genoemd als de personages om wie het boek draait.

Een voorbeeld van de eerste groep romans is Roths meest geprezen en tegelijk meest verguisde boek Sabbath’s Theater (uit 1995), waarin de onverzadigbare onnavolgbare maniakaalvunzige poppenspeler Mickey Sabbath de balans van zijn leven opmaakt en daarbij zijn intense seksuele relatie met een inmiddels overleden minnares en de daarbij horende waanzinnige escapades en abjecte aberraties minutieus ontleedt. Sabbath’s Theater – een van de beste boeken die ik ooit las – was een wurgende stijlexplosie van ongekende proporties. De Engelse schrijver Martin Amis noemde dit boek in een liefdevol in memoriam bij het overlijden van Philip Roth rebarbative, oftewel weerzinwekkend.

Amerikaanse pastorale, de roman die volgde op Sabbath’s Theater, leek bij eerste lezing een stuk minder heftig dan zijn voorganger, zowel in stijl als in liederlijk zelfverlies. Toch was ook dit boek in hoge mate weerzinwekkend, al waren het vooral de gebeurtenissen en hoe die doorwerkten in de levens van de personages die de lezers choqueerden. Anders dan de hyperpersoonlijke ontboezemingen van Mickey Sabbath, ging het bij Pastorale om de ontwikkeling van de Joodse hoofdpersoon Seymour Levrov in relatie tot de veranderende maatschappij.