Wim Daniëls

Vara Gids 24, 11-17 juni 2022

Anders dan veel mensen denken is Wim Daniëls totaal geen taalpurist, maar een taalliefhebber.

De Dikke Daniëls, ie 122ste boek is net verschenen, een nieuw seizoen van Nederland op film begint en we spreken elkaar op de avond dat het tweede seizoen van Het dorp van start gaat, met Huub Stapel. Kortom, het gaat je voor de wind. Ben je zenuwachtig voor vanavond? Voor dit interview? O, voor de eerste uitzending van Het dorp. Nou, vorig seizoen hadden we prachtige kijkcijfers, dus er is enige druk. Net kreeg ik nog een berichtje van de producent die me succes wenste. Maar echt zenuwachtig, nee.

Natuurlijk moet ik beginnen met de vraag naar je eigen dorp, Aarle-Rixtel, een voormalige ‘heerlijkheid’ in Noord-Brabant. Ik kom er nog steeds twee, drie keer in de week. In 1954 ben ik er geboren, jongste van een gezin van zes kinderen, van wie er twee niet lang hebben geleefd. Mijn vader was een noeste arbeider. 51 Jaar lang ging hij naar “het” fabriek zoals wij dat zeiden, om als galvaniseur bouten en moeren onder te dompelen in een zoutzuurbad. Zwaar werk: op z’n dertigste stonden al z’n tanden zwart in z’n mond. Maar wel een karig loon. We hadden het niet breed thuis, maar kwamen ook zeker niks tekort. En mijn moeder kon enorm lekker koken, wat ze geleerd had als keukenmeisje bij een fabrikantenfamilie. Haar sla – ouderwetse botersla – was echt fenomenaal.

Hadden jullie veel boeken thuis? Eentje om Precies te zijn: Archie, de man van staal, een Brits-Nederlands stripboek. Hoewel mijn ouders een abonnement op Helmonds Dagblad hadden, zouden we tegenwoordig denk ik te boek staan als een laaggeletterd gezin. Maar we waren niet taalarm. Mijn vader was amateurtoneelspeler. Als kind moest ik hem de teksten leren. Bij het oefenen wist ik al: dit gaat hij nooit onthouden. Bij de voorstellingen improviseerde hij veel en gelukkig wisten zijn medespelers dat ook. Het tweede boek dat ons huis binnenkwam’ was Gesponnen suiker van Jan Wolkers. Mijn oudere broer moest dat lezen, medio 1965, en mijn moeder ging met de bus naar Helmond om de roman bij boekhandel Verhagen De Reijdt aan te schaffen. De boekhandelaar begreep dat mijn moeder niet wist wat ze kocht en pakte het boek dubbel in, zodat ze ongestoord met de bus terug kon, zo omstreden was Wolkers toen nog.

Boeken zijn je dus niet met de paplepel ingegoten… In mijn jeugd had ik er ook niet zo n behoefte aan, en dat had te maken met het leven in een dorp. Bij ons thuis hadden we altijd veel aanloop. En ik was veel buiten te vinden, voetballen, naar het bos en er was een boomgaard tegenover ons huis waar het heerlijk spelen was. Ik voorzag voor mezelf een carrière als voetballer of wielrenner.

Hoe ben je dan toch aan het lezen geraakt? Ik heb wel eens gezegd dat ik gered ben door de Mammoetwet. Wij waren dialectsprekende arbeiders uit Noord-Brabant, voor ons was de mulo het hoogst haalbare. Maar toen kwam minister Jo Cals met de Mammoetwet, die verder leren enorm vergemakkelijkte. Ik kon met mijn mulodiploma zomaar opeens naar 4 havo en dat veranderde alles in mijn leven, want plotseling moest ik boeken lezen.

En? Het was een openbaring. Ik had een geweldige leraar Nederlands, Harm Savenije, zo’n ouderwetse literatuurliefhebber met een vlinderdasje. In de klas las hij Anton Koolhaas voor, prachtige dierenverhalen. Ik ging naar de bibliotheek van Helmond om boeken van Koolhaas te lenen en ik weet nog goed hoe ik de bundel Een gat in het plafond pakte en de beginzin van het verhaal ‘Kou’ las. Uit mijn hoofd: ‘Aangenomen dat alles goed is geregeld, dan ben ik de laatste tijd tamelijk nijdig, dacht de beer Burlòt.’ Dát was de zin die mij de literatuur introk.

Waarom? Die zin wringt. Hij is onlogisch, maar natuurlijk bewust onlogisch, een fabuleuze dierlijke gedachte. Mij was toen ineens duidelijk: in taal is alles mogelijk. Dat voelde als een diep inzicht. Ik ben toen heel, heel, heel erg veel gaan lezen en elk boek was een gewaarwording. De bibliotheek van Helmond werd voor mij van levensbelang, ik had er een uitzonderingspositie en mocht alle boeken meenemen die ik wilde. Het was in die jaren mijn onrealistisch verlangen om de hele collectie die ze er hadden te lezen. Mijn ouders zeiden nog tegen me: ‘Jongen, je verleest je hele verstand.’ Een curieuze opvatting was dat.

Begon je in die tijd ook zelf te schrijven? Ik had zes vrienden, die allemaal op een brommer reden. Ik deed dat niet, want wij taalden thuis niet naar gemotoriseerd verkeer en we hadden er het geld ook niet voor. Als ik ging stappen mocht ik altijd achterop bij een van mijn vrienden, ook als we met z’n allen op vakantie gingen. Om iets terug te doen maakte ik dan reisverslagen, die ik voor iedereen stencilde. Zo ben ik gaan schrijven.

Heb je die teksten nog? Nee, veel dingen ben ik helaas kwijtgeraakt. Ik had bijvoorbeeld ook een ‘ontmaskeringsschriftje’, zoals ik het noemde, om woorden te ontmaskeren. Waar het woord ‘sla’ bijvoorbeeld vandaan kwam. Van het Latijnse herba salata.

Ik hou enorm van de etymologie van woorden, Ik was sowieso na de ontdekking van de literatuur opeens nogal leergierig.

Leergierig… raar woord eigenlijk. Leren is iets positiefs, maar gierig zou weer betekenen dat je het voor jezelf wilt houden. En dat wil jíj toch bepaald niet. Klopt! Ik mag graag delen wat ik aan interessante dingen tegenkom. Ik wilde ook verhalen schrijven, wat ik ben gaan doen. Ik weet nog dat ik in Eindhoven bij een schrijfwedstrijd de aanmoedigingsprijs won. De hoofdprijs ging naar ene Leon de Winter. Er is toen nog een boekje met onze verhalen verschenen, maar dat heb ik helaas ook niet meer.

Na de middelbare school koos je aanvankelijk voor het leraarschap. Ik had twee geweldige leraren op school, die ene dus voor Nederlands en Bertje Kuijpers voor Duits. Door hun lessen koos ik voor de lerarenopleiding in Tilburg, voor Nederlands en Duits, waar ik ook weer bijzonder inspirerende leraren tegenkwam. Na die opleiding ben ik verder gaan studeren aan de universiteit in Nijmegen. Ik heb daarna even gewerkt, maar mijn vriendin, nu mijn vrouw, en ik wilden voor lange tijd op reis. Sommige mensen zeiden: je vindt nooit meer een baan als je terugkomt.

Wat bracht die reis jullie? Een jaar hebben we liftend door de VS en Midden-Amerika getrokken. In Californië zaten we drie dagen in de auto bij een bejaard Amerikaans echtpaar, met wie we nog jarenlang contact hebben gehouden. Door een mormoon uit Salt Lake City werden we meegenomen naar een ceremonie waarin overleden katholieken honderd jaar na hun dood via naamkaartjes opnieuw werden getrouwd. Katholieken trouwen ’tot de dood hen scheidt’ en mormonen doen het voor de eeuwigheid. En dat gunnen ze de katholieken blijkbaar ook. In Nicaragua hebben we nog een tijd koffie geplukt kort na de overwinning van de sandinisten op het Somoza-regime. Het was een fantastische reis.

En daarna? We kwamen op een vrijdagmiddag terug op Schiphol, na negen maanden. Op het vliegveld kocht ik een Volkskrant. Mijn oog viel op een advertentie waarin een leraar Nederlands werd gezocht. Ik belde op. Maandag kon ik beginnen.

En beviel het leraarschap? Jawel, heel goed, maar na een paar jaar merkte ik dat ik in de pauzes niet meer naar de lerarenkamer ging om te praten met collega’s, maar in mijn klas bleef zitten om te schrijven. Toen wist ik: ik moet ermee stoppen, want het schrijverschap gloort. Inmiddels was ik columnist voor Eindhovens Dagblad, voor de toen net in het leven geroepen jongerenpagina. Mijn column had de naam ‘Dingen van Daan’, Daan was mijn bijnaam in het dorp. Die stukjes waren geschreven vanuit het perspectief van een jongere. Gebundeld en enigszins herschreven heb ik ze op een zeker moment naar een uitgeverij gestuurd. Tot mijn verrassing werd het boek genomineerd door de Kinderjury. Ik mocht daarna een vervolgboek schrijven en zo is mijn schrijverschap gaan lopen.

Dat mag je wel zeggen en je hebt niet stilgezeten. Inmiddels heb je dus 122 boeken geschreven; veel over taal, maar ook over het onderwijs, humor, de baarmoeder, Vincent van Gogh, fietsen, de Citotoets, de zomer van 45, het station in Helmond, noem maar op. Je had jarenlang een column bij Spijkers met koppen en je ging ook nog eens veelvuldig de theaters in. Zijn ‘optreden’ en ‘schrijven’ takken aan dezelfde boom? Ik kwam erachter dat ik optreden en voordrachten geven geweldig vond. Ik heb in de loop der jaren een stuk of vijf theatershows gehad: cabaretprogramma’s en theatercolleges. Financieel levert optreden meer op dan schrijven, want schrijvers krijgen voor hun schrijfwerk het onwaarschijnlijk lage percentage van 10% tot maximaal 15% van de verkoopprijs van een boek. Wij worden echt afgescheept. Optredens maken veel goed.

Waarom is schrijven over taal eigenlijk zo leuk? Omdat er zoveel verschillende invalshoeken zijn. De historie, het speelse van taal, de literaire kant ervan, de talloze dialecten en standaardtalen, de maskerade die taal is, enzovoort. Ik leer echt nog steeds iedere dag. Ik krijg ook vrijwel dagelijks mails van mensen over taalkwesties waarmee ze zitten. Ik probeer altijd antwoord te geven. Vaak hebben mensen taalergernissen en daar probeer ik ze dan vanaf te helpen, want je voortdurend ergens aan ergeren is zonde van de tijd. Ik zoek het zelf meer in vrolijkheid dan in gramschap. Anders dan veel mensen denken ben ik totaal geen taalpurist: ik ben een taalliefhebber.

Heb je er nooit aan gedacht om te promoveren? Nee, ik ambieer het niet. Maar als ik het ooit ga ambiëren, dan wordt de komma mijn onderwerp, waarover ik ook al eens een boek heb geschreven. Het woord ‘komma’ komt van het Griekse woordje kóptein, dal insnijding betekent. Een komma is in oorsprong een zinsnede. Door mijn belangstelling voor de komma, krijg ik natuurlijk weleens te horen dat ik een kommaneuker ben. Ik vind dat een geuzennaam.

Mede door je vaste optredens bij Pauw & Witteman indertijd heb je altijd een bepaalde mate van populariteit gehad, maar de laatste drie jaar lijkt het alsof de geest uit de fles is. Dat komt door de televisie. Er meldde zich een paar jaar geleden een producent die de rechten van mijn boek Het dorp wilde hebben voor een tv-serie. Huub Stapel zou het gaan presenteren en ik werd erbij gewaagd omdat ik het boek had geschreven. Samen trekken we met een motor met zijspan door het land, fantastisch om te doen. De saamhorigheid van tv-maken is echt verslavend.

Geweldig toch om op je 67ste, zeg maar aan het begin van de herfst, nog zo’n televisiedoorbraak mee te maken? Nou, ik heb eerlijk gezegd nog lang niet het gevoel dat de herfst al aan het intreden is. Ik ben weer op pad met een tv-ploeg en schrijf ondertussen hard aan een nieuw theatercollege, dit keer over de fiets: Filosofietsen. En er komen nog wel een paar boeken aan. Nee, ik zit nog midden in de zomer.

CV

1954: Geboren in Aarle-Rixtel

1972: Havo in Helmond

1976: Lerarenopleiding

1980: Universitaire studie Nederlands

1980 – 1987: Docent Nederlands en Duits

1994 – heden: schrijver van 122 boeken over uiteenlopende onderwerpen

2004 – 2021: Radioprogramma Klare taal

2009 – 2014: Columnist Spijkers met koppen

2010 – heden: Cabaretprogramma’s, theatershows en -colleges

2010 – 2015: Stadsdichter Helmond

2018 – 2020: Theatercollege De wondere wereld van taal

2019: Ereburger van Laarbeek, waaronder Aarle-Rixtel valt

2020: Quarantaine, eerste Nederlandse corona-roman

2021 – 2022: Tv-serie Het dorp

2021 – 2022: Tv-serie Nederland op film

TV

‘Graag kijk ik naar lk vertrek, Boer zoekt vrouw en het Journaal. En ik ben een sportkijker, met name wielrennen en voetbal. Ook kijken mijn vrouw en ik graag Netflix. 0p dit moment zitten we in Navillera, een Zuid-Koreaanse serie. 0p de radio NPO Radio 1 en als Brabander ook geregeld L1, waar de voetbalverslagen nog in dialect zijn.’