Zelfbevlekking

Kijk Magazine, augustus 2000, nummer 8

Het zal de vaste lezers van deze column zijn opgevallen dat ik graag en vaak citeer uit interessante wetenschappelijke boeken, en wees gerust: dat ga ik ook nu weer doen. Vorige week vond ik namelijk op mijn bureau het manuscript van Ik omhels je met duizend armen, de nieuwe roman van Ronald Giphart, die vanaf eind oktober voor een absolute spotprijs in de winkels ligt.

Ik omhels je met duizend armen is een roman en dus fictie, maar toch zal het voor KIJK-lezers weer ongeloofwaardig veel interessant materiaal bevatten. Speciaal voor de lezers van KIJK heb ik, met welwillende toestemming van de auteur, een korte KIJK-waardige passage geselecteerd. Sterker nog, een beetje literatuurwetenschapper zou in deze scène de invloed van KIJK op het werk van Giphart zeker kunnen zien. Een van de personages in dit verrassend grappige boek over liefde & euthanasie is de Vlaamse actrice Gulpje, die ook al in Gipharts vorige fascinerend leuke boek Phileine zegt sorry een hilarische rol speelde.

Tijdens een vrolijke vakantie op het Canarische eiland La Palma voerde deze Gulpje een maf gesprek met een van haar vrienden, de schrijver Giph (hoofdpersoon van Gipharts tweede bestseller Giph, en ook het hoofd personage van Ik omhels je met duizend armen).

“Wist je dat de gemiddelde man per seconde duizend zaadcellen aanmaakt?” vroeg Gulpje aan Giph. Gulpje & Giph delen een voorliefde voor autistische overbodige weetjes. Ze zijn ware nutteloze-kennisfanaten. Honderden voorbeelden van leekwetenschappelijke nonsens hebben ze uitgewisseld (wat tevens het enige is wat ze hebben gedaan, want op normaal menselijk contact lijken ze minder toegelegd). Dat buidelmuizen twaalf uur achter elkaar kunnen neuken. Dat de kin iets unieks menselijks is. Dat mensen per dag drieëntwintig minuten aan oogknipperen kwijt zijn. Dat we in onze mond tienduizend smaakpunten hebben, de meeste op de tong. Dat emotietranen 21 procent meer eiwitten bevatten dan irritatietranen. Dat een valse glimlach altijd asymmetrisch is.

Gulpje knipte met haar vingers. “En hup, weer duizend zaadcellen,” zei ze. Ze knipte nog een keer. “En weer duizend zaadcellen.” Ze knipte nog een keer. “En weer duizend zaadcellen. Goddomme Giph, je hebt sinds ik bij je sta al drieduizend zaadcellen aangemaakt. Vierduizend. Vijfduizend. Het gaat maar door. Niets kan deze man stoppen. Zesduizend. Zevenduizend. Geweldig! Wat een prestatie! Wat gebeurt er met al dat zaad?”

Zaad moet vloeien

“Jullie zijn hier met vijf jongens,” ging ze verder, “we zijn hier nu vier dagen, dus vierduizend maal zestig seconden, maal zestig minuten, maal vierentwintig uur, maal vier dagen is ongeveer anderhalf miljard. Jullie hebben met z’n vieren al anderhalf miljard zaadcellen geproduceerd sinds we hier op La Palma rondlopen. Goed, hoor. Daar mogen jullie best trots op zijn.” Geïntrigeerd door dit weetje begon Giph te rekenen in zijn schrijfblok. Met een beetje vermenigvuldigen kwamen Gulpje & hij erachter dat de totale viriele mannelijke mensheid de afgelopen vierentwintig uur honderdtweeënzeventigbiljoenachthonderdmiljard zaadcellen heeft aangemaakt. Gulpje zei: “En geloof het of niet, Giph, er zijn pornofilms waarin vrouwen zoveel zaad over zich uitgestort krijgen.” Giph rekende verder uit dat dit neerkomt op ruim zestig biljard per jaar. Gulpje wilde weten hoeveel cellen een gemiddelde man in zijn hele leven aanmaakt, gesteld dat hij vijftig jaar in staat is z’n plicht te vervuIlen. Na een halve minuut heeft Giph het antwoord: “Om precies te zijn éénbiljardvijfhonderdzesenzeventigbiljoenachthonderdmiljard.”

“Nou, als je dan bedenkt dat een man gemiddeld twee komma drie kinderen verwekt, kun je statistisch verantwoord zeggen: geschoten is altijd mis.”

“Dat komt neer op… ” nam Giph Gulpjes gedachtegang over, “op… op één op de zeshonderdvijfentachtigbiljoen zaadcellen die z’n belofte inlost. Dat is inderdaad significant verwaarloosbaar.” Giph gooide zijn blok van hem vandaan. “Toch is het een vervelende dwanggedachte,” zei Gulpje, “dat als je een jongen ziet staan, of in het café met een man praat, je nochtans onwillekeurig denkt: hij maakt op dit moment duizenden zaadcellen aan. Vind je het gek dat hij me zo krampachtig probeert te versieren? Het is gewoon een economische wet: wat wordt geproduceerd moet worden geconsumeerd. Zaad moet vloeien.”

“Dus jij vindt eigenlijk dat de Europese Gemeenschap subsidie moet geven om de consumptie van zaad te stimuleren, opdat er geen zaadbergen ontstaan?”

“Gaat ver, Giph, gaat hééél ver. Beetje domme opmerking, vind je ook niet?” zei ze, en iemand op honderd meter afstand zou haar asymmetrische gezichtsuitdrukking kunnen zien.

Besproken: ‘Ik omhels je met duizend armen‘ van Ronald Giphart, Uitgeverij Podium, verschijningsdatum oktober 2000, ISBN 90 5759 303 3.