De Volkskrant, 24 september 2011
Amsterdam, 02.52 uur, ik schrijf dit op hotelkamer en ik heb misschien net een glas te veel op, of meer. Mooie avond gehad, excuses dat ik erover begin. Over krap een maand verschijnt er een nieuw deel in de jaarlijkse Nederland Leest-reeks, een initiatief van het CPNB om het hele land over hetzelfde boek te laten praten. Dit jaar wordt Het leven is vurrukkulluk (1961), de debuutroman van Remco Campert (82), in een oplage van rond de miljoen exemplaren gratis uitgedeeld aan wie het boek maar wil lezen. Maar ik geloof dat dit eigenlijk nog geheim is, dus u heeft het niet van mij.
Afgelopen vanavond werd het eerste exemplaar van deze uitgave uitgereikt aan de schrijver zelf, de éminence grise van de Nederlandstalige letteren. Althans, éminence is hij zeker, grise wellicht een beetje, maar het prettige aan Campert is dat hij geestelijk altijd 17 is gebleven. Dat zei hij althans zelf ooit in een interview. Hoe oud Campert ook mag zijn, hij blijft een van de meest frisse en jeugdige schrijvers van ons taalgebied.
In Het leven is vurrukkulluk volgen we de belevenissen van het piepjonge brutale meisje Panda en de twee wat oudere jongens Mees en Boelie. Ze wandelen in het Vondelpark, eten een ijsje, drinken een drankje, roken een rokertje, slapen een bijslaapje en doen de dingen die 17-jarigen doen. Het boek speelt zich af in 1961, toen Nederland zich aan het losmaken was van het juk van de jaren vijftig en zich opmaakte voor de bevrijdende stroom vrolijkheden van de latere jaren zestig.
De debuutroman van Campert is in alle opzichten zwanger van verwachting naar een nieuwe tijd. Regels waren er om te doorbreken. Het leven is vurrukkulluk is het eerste boek uit de Nederlandse literatuur waar het vertel plezier en de taalvreugde aanstekelijk vanaf spatten. Ik zit me hier op mijnotelkamer midden in de nacht te verkneukelen aan het woordgebruik in het boek.
‘Elementaire menselijke waardigheid’ wordt in Camperts boek geschreven als ‘ellummeltaire mensukkelige waardigheid’. Als Panda wandelend door het Vondelpark een ijslolly wil, zegt ze: ‘Ik wil nijslolie’. ‘Seksuele vrijheid’ is ‘seksjuwelen vrijheid’. ‘Mary-You-Anna’ en ‘Mah-Rioe-Wan-A’ zijn geen namen van vrouwen, maar alternatieve spellingen van een geestverruimende middel. Wat een schrijver ben je als het aandurft om de lichtval van de zon in een vijver van een park te omschrijven als ’twinkelen, tringelen en tblinkelen in twater’. Kom daar nog eens om.
Als hommage aan Remco Campert had de CPNB in het roemruchtbruine café Reynders, de hang-out van de toenmalige pleiners, een jazzbandje ingehuurd. Ik was daar vooraf een beetje huiverig voor, want live djaaazzzz kan soms een anti peristaltisch VVD-gevoel aanwakkeren, maar dat sloeg in dit geval nergens op. De ingehuurde band bestond geheel uit jazzmusici van 17 jaar oud.
Blue Rice noemden ze zich (er moet ongetwijfeld Mary-You-Anna aan te pas gekomen zijn bij het bedenken van deze naam), en niet dat ik veel verstand heb van new school jazz, maar de jongens leken me, ondanks hun jeugdige voorkomen, rijp voor DWDD. Wat een jazz, wat een vuur, wat een jonge energie! 17 jaar en als jazzmuzikant een stampvol café helemaal aan gort spelen – wat moet tIeven dan vurrukkulluk zijn.