Zie!

Kijk Magazine, oktober 2000, nummer 10

Soms komt het voor dat ik, al dan niet per ongeluk, mensen of volksgroepen (christenen) beledig of dat ik andere dingen doe die mensen of volksgroepen (christenen) in woede doen uitbarsten. Heel soms gebeurt het dat die mensen of volksgroepen (christenen) mij schrijven of meedelen dat ze me voor de rechter zullen slepen. In zulke gevallen bel ik, helemaal astmatisch van angst, meteen de jongeman die ik ‘mijn advocaat’ noem, waarna hij mijn bibberig vertelde verhaal aanhoort, minzaam grinnikt en me geruststelt met de woorden: “Laat ze maar komen, de stumpers, ze hebben geen poot om op te staan.” Tot nu heb ik me, dankzij die jongen, nog niet één keer daadwerkelijk voor een rechter hoeven verantwoorden, en zo leuk is dat helemaal niet, want er is niets zo goed voor de verkoop van je boeken als een smeuïge rechtszaak.

‘Mijn advocaat’ heet Dirk Visser, en hij is briljant. Hoewel hij nog maar vreselijk jong is (31) staat hij nu al bekend als een van de moeilijkste en best geïnformeerde juridische vechtersbazen op het gebied van auteursrecht, meningsuiting en merken.

Sjok

Zoekend naar geschikte vakantielectuur vond ik afgelopen zomer in mijn boekenkast een erg prettig boekje: Een borrel met zeepsmaak, geschreven door diezelfde Dirk Visser (uitgeverij Kwadraat). Vorige maand ging mijn column over de nu al vier miljard durende strijd tussen zichzelf replicerende moleculen (genen) en de dragers van deze genen (planten, dieren). Dragers van DNA, dus ook mensen, zijn geprogrammeerd om altijd strijd te voeren, ruzie te maken en elkaar te beconcurreren. Niet alleen mensen vechten voortdurend (zonder dat daarbij per se vuisten worden gebruikt), ook de bedenksels van mensen liggen almaar met elkaar overhoop.

Dirk Visser beschrijft erg aangenaam hoe bedrijven ruziën om namen, lettertjes, beeldmerken, plaatjes, kleuren, lipjes aan spijkerbroeken, de kruiling van zoutjes, enzovoort. Een van de mooiste ruzies die Visser beschrijft was het conflict tussen de chocolademelkmerken Choq en Tjolk. Tjolk zou eerst Sjolk heten, maar dat werd door het biermerk Skol via de rechter verboden, want bierdrinkers mochten eens denken dat ze zich met chocolademelk bezatten. Toen Tjolk eenmaal Tjolk was kwam een andere chocolademelkfabriek met de naam Choq. Tjolk vond dat Choq te veel op Tjolk leek, zeker omdat ‘choq‘ op z’n Engelsals ‘tjok‘ diende te worden uitgesproken. Choq, uitgesproken als ‘sjok‘, vond dat Tjolk niet moest zeuren, omdat Tjolk niet als ‘tjolk‘ wordt uitgesproken maar als ‘tsjolk‘, De advocaat van Choq lichtte dit toe met het volgende briljante dicteetje: “Tjaarda Tjepkema en Tjitske Tjabbes wandelden door Tietjerksteradeel. Ze haalden hun vriend Tjerk op en gingen naar de tjalk van zijn oom Tjeerd. Ze kregen een glas tjokvol Chocomel. Tjakkes, zei Tjitske, dat is Tjolk.”

Met de wet in de hand trekken bedrijven ten strijde, zoals Visser laat zien. Stel: ik ben een concurrent van VNU (de mastodont die geld verdient aan dit tijdschrift) en ik begin een populair-wetenschappelijk blad voor adolescenten of in adolescentie-blijven-hangende volwassenen onder de titel Zie!. De advocaten van VNU zouden weinig problemen hebben mij voor de rechter af te slachten. KIJK is namelijk een beschermd merk en VNU zou schaden lijden als een concurrent een soortgelijk product met een soortgelijke titel op de markt brengt. Ook als ik mijn tijdschrift Weten zou noemen, maar de layout van mijn logo en voorpagina zou laten lijken op die van KIJK (met van die maffe schuin afgesneden letters en een rood blokje rondom de eerste letter) maken ze me af.

Kijkkomen

Een ander probleem met de advocaten van VNU krijg ik als ik een exemplaar van KIJK opvoer in, zeg, een pornografische film (een commercieel product). Ik laat een meisje van zestien zichzelf beroeren met een stijf opgerold nummer van KIJK, met het logo duidelijk zichtbaar. Waarschijnlijk zou mijn film door de rechter verboden kunnen worden. Het merk KIJK mag alleen door VNU worden gebruikt, en daarnaast zou KIJK schade kunnen ondervinden, omdat argeloze ‘kijkers’ van pornofilms zouden kunnen denken dat KIJK via sluikreclame mijn pornofilm sponsorde.

Terzijde: zou het een interessant experiment zijn als ik een stijf opgerold exemplaar van KIJK zou opvoeren in een geschreven pornoverhaal, onder de titel ‘Kijkkomen’? Ik denk dat de advocaten van VNU in dat geval nog een zware dobber zouden hebben aan Dirk Visser.