Het Parool, 14 oktober 1994
Boekrecensie: Toon Tellegen: Twee oude vrouwtjes, Querido, ƒ 27,50
Toon Tellegen is een gerenommeerd kinderboekenschrijver die al vier Griffels en een Woutertje Pieterse Bokaal op zijn naam heeft staan. Daarnaast is hij een gelauwerd dichter, bekroond met de Jan Campertprijs 1993. Twee oude vrouwtjes is zijn prozadebuut voor volwassenen en ik moet eerlijk bekennen dat ik sinds ik het boek las geen supermarkt, park of bushokje kan betreden zonder dat ze me opvallen: oude vrouwtjes. Oude vrouwtjes met bepoederde gezichten en paarse kapsels, die gehuld in glanzend bruine bontjassen langzaam schuifelen en met krakerige stemmen kortademige zinnetjes uitwisselen. Zouden zij, vraag ik mezelf met gepaste afschuw af, zouden zij elkaar net als in dat boek van Tellegen, zouden zij werkelijk met elkaar in bed liggen, ’s nachts bedoel ik, als het licht uit is en de voordeur op slot, zouden zij elkaar dan ook strelen, ook daar waar het rimpelig en schilverig is geworden, zouden zij elkaar vervolgens zoenen, uren lang, in afwachting van de nakende dood?
De oude vrouwtjes in Tellegens boek zoenen, beminnen, strelen, verachten, adoreren, bevechten en troosten elkaar dat het een lieve lust is. De 43 verhaaltjes (het hele boek telt 101 bladzijden, wat neerkomt op een gemiddelde van 2,3 pagina’s per verhaal, hoewel er ook uitschieters in staan van slechts een halve bladzijde per verhaal), beginnen op één uitzondering na allemaal met “Twee oude vrouwtjes…” waarna volgt waar deze besjes woonden, wat zij deden, hoeveel zij van elkaar hielden en waar het mis ging of juist niet.
Ik geloof niet dat ik de laatste tijd opmerkelijker en tevens weerzinwekkender scènes heb gelezen dan in dit boek. Laat ik echter niet de fout maken Tellegen dit weerzinwekkende aan te wrijven, want volgens mij geldt er in de literatuur: wat je van een boek te zeggen hebt, dat ben je zelf. Goede boeken zijn volgens mij niet alleen goed geschreven (om maar even een deur open te trappen), maar laten je tevens nadenken over en twijfelen aan je vaststaande meningen. Ik moet bekennen dat ik er nooit bij had stilgestaan dat ouden van dagen (en met name verkruimelde vrouwtjes) nog zoiets als een gevoelsleven zouden kunnen hebben, om maar te zwijgen van behoefte aan lichamelijke warmte en de geslachtsdelenachtbaan. Tellegen weet dit er met een staccato van korte, lichte abstracte en vaak erg bijzondere geschiedenisjes afdoende in te rammen.
Al deze verhaaltjes gaan over de eenzaamheid in een relatie die decennia lang geduurd heeft, over de naderende onherroepelijke dood, over liefde die gedoemd is te vervlieden. Tekenend is bijvoorbeeld het openingscitaat: “Twee oude vrouwtjes hielden zoveel van elkaar dat zij er ongelukkig van werden. Want wat hebben we eraan, dachten ze. Liefde… dachten ze schamper. Wat een flauwekul! Maar ze konden er niets aan doen. Ze hielden van elkaar, hun hart bonsde als ze elkaar zagen en ’s nachts omhelsden ze elkaar hartstochtelijk en bitter. Dan fluisterde de een: O wat houd ik toch veel van jou!’ en zei de ander: ‘Enzovoort enzovoort enzovoort.’
Wat hebben de liefde en het leven nog te betekenen in het licht van een nabije dood? Ik denk dat het daar om gaat in deze bundel.
Soms loopt de liefde ‘gelukkig’ af en sterven de oudjes vredig; soms gaat het faliekant mis, hetzij omdat de dames elkaar beginnen te haten of omdat een van hen een ander ontmoet; vaak is de buitenwereld vijandig en wordt de liefde van de vrouwen onmogelijk gemaakt; soms jaagt het ene vrouwtje de ander de dood in; geregeld spelen mannen een rol, maar die worden soms smachtend, soms resoluut afgewezen; soms zijn de vrouwtjes zo moe en uitgeleefd dat ze alleen maar dood willen; soms leven de vrouwen na hun dood door (alsof God dan toch bestaat); soms dringt na de dood van het ene vrouwtje een derde zich bij de ander op; soms gaat een van de vrouwtjes onverwachts dood, terwijl de ander dat helemaal niet wil – het is in dit boek soms net het leven zelf.
Zonder precies te kunnen uitleggen waarom vind ik Twee oude vrouwtjes een echt ‘herfstboek’, een boek dat je leest terwijl het buiten regent en de bladeren van de bomen waaien. Ik werd er namelijk af en toe nogal somber van, misschien omdat ik zelf – vergeleken met die oude vrouwtjes – nog maar zo vreselijk jong ben.
Twee oude vrouwtjes schetst al met al een behoorlijk ontluisterend voorland. Bijna net zo ontluisterend als de herfstgedichten van J. C. Bloem. Zoals deze strofe uit ‘Elegie’:
Het is teloorgegaan: het leeft in een verleden
Van dode herfsten en verwaaiden voorjaarswind.
En als het zich bezint op dit onluisterd heden,
Vraagt het zich af: heb ik dan al
voor het laatst bemind?