Bootsjungen

de Volkskrant, 10 september 2008

‘In ’t vieze huisje van Oom Gijs, was nog geen water, licht of gas. Het rook er naar sperma en anijs, wat achteraf begrijpelijk was. Wij jongens stonden om Gijs heen… dan zat ‘ie aan je derde been. En daarna rukte hij zich af, spoot al zijn zaad in een karaf, en wij naar huis toe op een draf.’

In de jaren zeventig zongen Heer Van Kooten en Heer De Bie dit liedje op een van hun simpelpees, en iedere rechtgeaarde ronddeveertiger kan het heden ten dage nog steeds moeiteloos meezingen. Het was een andere tijd en niemand die zich boos maakte over de inhoud van het lied, ik heb er althans nooit iemand over gehoord (ik geloof ook niet dat ik er destijds bewust naar heb geluisterd en vraag me af wat dit nummer eigenlijk parodieerde). Van halverwege de jaren tachtig herinner ik me een schoolagenda met puberale cartoons van Hein de Kort en Eric Schreurs. Op een tekening van de laatste zagen we een man op wiens buitenproportionele geslachtsdeel een jongetje zat te glimmen van genot. Een meisje stond er vrolijk springend naast, roepend: ‘Nu ik! Nu ik!’ De man keek vermoeid en somber naar de kijker, verzuchtend: ‘Pedofilie? Me reet. Je zou ze eens moeten horen als ik het een keertje oversla!’ Ik heb het vermoeden dat deze grap tegenwoordig niet goed zou vallen op de fora van het gezonde geenstijlse volksgevoel. Dan was Hans Teeuwens pedo-erotische act, in 2004, over een lieve kleine stoute Bootsjunge die door een kapitein genaamd Günter Schneider in zwoel Duits werd toegesproken, een stuk onschuldiger.

Afgelopen vrijdag schreef ik een bijdrage genaamd ‘Kinderkrabbels’ over mannen die zich in hun vrije tijd vrijwillig met vreemde kinderen bezighouden, een stukje waarop ik veel reacties kreeg. Iemand herinnerde mij aan een gebeurtenis van een jaar of zes geleden. Met ons gezin waren we lid van de Utrechtse ouderparticipatiecrèche de Krakeling, een kinderdagverblijf waar de ouders zelf alles regelen en om de beurt oppasdiensten draaien. Het voordeel van deze vorm van kinderopvang is dat ouders goed zicht houden op de ontwikkeling van hun kinderen en dat de kosten beperkt blijven. Hoewel ouderparticipatiecrèches draaien zonder betaalde krachten, kunnen de ouders wel worden bijgestaan door vrijwilligers, vaak meisjes uit de buurt of moeders van uitgevlogen kinderen.

Ik heb in onze jaren tijdens algemene vergaderingen felle discussies meegemaakt of onbekende mannen zich ook konden aanmelden als vrijwilliger. Er vielen harde woorden als ‘discriminatie’ en ‘ongeoorloofde argwaan jegens een van de sekses’. Mannen houden heus ook van kinderen, werd er geroepen. Tijdens één van de emotionele vechtvergaderingen is er met een kleine meerderheid besloten om mannen als vrijwilliger toe te laten. Columnist Jerry Goossens van het Algemeen Dagblad, die zijn kinderen ook naar de Krakeling bracht, heeft in zijn krant nog zeer smakelijk geschreven over de sollicitatiegesprekken die met de potentiële mannelijke vrijwilligers werden gevoerd. De schatten van kerels die zich hadden aangemeld liepen allemaal over van liefde voor het jonge grut. Op de vraag waarom ze graag vrijwilliger op een crèche wilden zijn, antwoordde een van hen dat hij vooral gefascineerd was ‘in de seksuele ontwikkeling van kinderen’. Dat was heel openhartig van hem, maar het verhoogde de kans dat hij zou worden aangenomen niet bepaald. Een andere potentiële vrijwilliger vertelde dat hij ‘kind met de kinderen wilde zijn’ en in principe niets had tegen ‘leeftijd-asymmetrische relaties’ (mag u zelf bedenken wat leeftijd-asymmetrische relaties betekent). Na een paar Ome Gijzen, Günter Schneiders en puisterige personages van Eric Schreurs besloot de Krakeling uit voorzorg om de katers toch maar niet vrijwillig op de koters los te laten.

Martin Bril keert voorlopig niet terug in de Volkskrant. Wel blijft werk van hem verschijnen op internet, zie vk.nl/briI