De foto's van Het Boekenbal met een verhaal van Ronald Giphart - Een postmoderne grap.

Alle jaren feest

By hans, 18 maart 2016

Een postmoderne grap

‘Ik ga niet naar het Boekenbal. Nooit meer. Ik vind het een van de meest overgewaardeerde pretentieuze feestjes die er zijn. Verschrikkelijk. Volledig oninteressant. Er lopen veertig schrijvers rond en tweeduizend boekenvakkers. Aapjes kijken, dat is het.

Van je afzetten, hoezo? Literatuur is mijn speeltje. Ik en nog een paar anderen begrijpen het, maar verder helemaal niemand. Dat gevoel zie je ook in mijn boeken – wij zijn de erflaters van de beschaving, niet dat randvolk, die geparfumeerde types die daar op zo’n Boekenbal met elkaar lopen te slijmen en te sjansen. Alsof je door daar te zijn aan literatuur doet. Al die mensen die boeken zo hoog in ’t vaandel hebben, maar ondertussen wel dansen op Ria Valk. Niet dat daar op zich wat tegen is, maar doe dan verder ook niet zo verheven. Daar komt mijn agressiviteit vandaan: het Boekenbal heeft helemaal niets met literatuur te maken.

Zelf heb ik een paar jaar nodig gehad om daar achter te komen. In, ’89 was ik nog geen schrijver, tenminste geen officiële, dus ik moest illegaal Tuschinski binnen zien te komen. Bert Natter en ik hadden met Ed van Eeden afgesproken dat hij na een uurtje naar buitten zou komen om ons zijn kaartjes te geven, terwijl hij zogenaamd iets uit zijn auto haalde. Dat lukte. Binnen keek ik mijn ogen uit: iedereen was zo netjes gekleed. Ik ben er nog geen tien minuten of er komen allemaal camera’s op me af en ik word vol in beeld genomen. Wauw, dacht ik, ik ben nu wel heel snel ontdekt. Bleek Mulisch naast me te staan. O, ik denk dat ze voor u zijn, zei ik. Hij nam zijn pijp uit zijn mond en zei: Hmm, dat denk ik ook.

Dat ironiserende van die man: prachtig. Hij heeft ooit gezegd dat schrijvers die onder de tram komen gewoon gebrek aan talent hebben. In ‘Planeet literatuur‘ beschrijf ik hoe hij op een Boekenbal verpletterd dreigt te worden door een omvallende versiering, ik naar voren duik en hem op het laatste moment weg weet te duwen. Terwijl ik dan onder dat ding lig dood te bloeden, haalt hij zijn pijp uit zijn mond en zegt: ‘Mag ik u namens de Literatuur van harte bedanken? A propos – dat u hier ligt dood te gaan is een gebrek aan talent’.

In 1994 hebben we rokkostuums gehuurd – we wilden de bestgeklede mannen van het bal worden – en pijpen meegenomen om hem te achtervolgen. Net dat jaar was hij er niet, jammer.

In ’92 ben ik gedebuteerd en dus officieel geïnviteerd. Nu kun je van alles een postmoderne grap maken, dus Bert en ik liepen door de binnenstad van Utrecht te roepen ‘Weet jij al wat je gaat aantrekken voor het BOEKENBAL?’ ‘Goh, ik weet nog niet wat ik aantrek op het BOEKENBAL’ De avond zelf hebben we ons ook goed vermaakt. Naast Cees Nooteboom gaan staan en luid zeggen: ‘Njeh, weer geen bekende schrijver te zien.’ Of: ‘Ach ja, leefde Mulisch nog maar’ – zoals we ooit op een t-shirt hebben laten zetten.

In ‘Giph’ heb ik het allemaal – deels gefabuleerd – beschreven. Keiharde kritiek, vond iedereen, maar ik snap dat niet: het plezier spat er toch van af? Daarna was ik natuurlijk zelf het belangrijkste mikpunt geworden. Vooral de Frans Kellendonk-grap krijg ik nog steeds terug: ‘He, ik had het gisteren nog met Frans K. over je laatste boek.’

In ’94 had ik al plechtig gezworen dat ik er nooit meer een voet zou zetten, en in ’95 was het echt de laatste keer. Als ik heel eerlijk ben is dat vanwege de grote concentratie recensenten op het bal: juist de mensen die de literatuur bij uitstek verpesten. Ik heb geen zin om zo’n decorstuk als Arjan Peters tegen het lijf te lopen.

Vroeger speelden Bert en ik dat we schrijvers waren. We maakten foto’s van elkaar. Voor later, in het Letterkundig Museum. Het idiote is dat ze daar nu ook hangen. Het spel is echt geworden en kan dus geen grap meer zijn. Terwijl mijn beperking is dat ik het alleen maar met humor kan. Dat is om met Mulisch te spreken, het ironische van de ironie.

Eind.

Sinds de aanvang van het Boekenbal in 1946 is deze gebeurtenis steeds gefotografeerd door bekende fotografen als Eddy Posthuma de Boer, Ed van der Elsken, George Verberne en de Particam groep. In deze uitgave is dit beeldmateriaal bijeengebracht. De teksten zijn van de HP/De Tijd journaliste Annejet van der Zijl.

Titel: Alle jaren feest

Subtitel: De foto’s van Het Boekenbal

ISBN10: 9074336558
ISBN13: 9789074336550

Jaar: 2000

Druk: 1ste (in doos)

Uitgever: Stichting CPNB

Co-auteur: Just Enschede

Pagina’s: onbekend

Pagina’s Giphart: 1

Afmetingen doos: 25,5 x 18,5 x 9,5 cm

Afmetingen boek: 24,5 x 17 x 2 cm

Type: paperback in doos. Op het boek na is de doos verder leeg

Inhoud:

  • Willem Schouten – Wat kun je vertellen over een feest? (Het gewoel om boekenfeesten)
  • Mies Bouhuys – De bevrijding
  • Remco Campert – Een Amsterdams onderonsje
  • Hanny Michaelis – Een eigen jurk
  • Simon Vinkenoog – De roes
  • Cees Nooteboom – Thuiskomen
  • K.Schipper – Een nieuw uitzicht
  • Pieter Groot – Een beetje pijn in het feest
  • Theo Sontrop – Het kloterigste Boekenbal ooit
  • Adriaan van Dis – Het jaar van de overmoed
  • Joost Zwagerman – Koorts
  • Tilly Hermans – De kaartjesdans
  • Ronald Giphart – Een postmoderne grap
  • Carla Bogaard – Wát nou centjes
  • Connie Palmen – Koningin van het bal
  • Harry Mulisch – Rij zeven, in het midden ongeveer

Foto’s van alle kanten van de doos waar het boek inzit.

De foto's van Het Boekenbal met een verhaal van Ronald Giphart - Een postmoderne grap.
De foto's van Het Boekenbal met een verhaal van Ronald Giphart - Een postmoderne grap.
De foto's van Het Boekenbal met een verhaal van Ronald Giphart - Een postmoderne grap.
De foto's van Het Boekenbal met een verhaal van Ronald Giphart - Een postmoderne grap.
De foto's van Het Boekenbal met een verhaal van Ronald Giphart - Een postmoderne grap.