Feest!

Uit hockey.nl nr 1, september 2008

Mijn eerste hockeyherinnering gaat niet over hockey. Op mijn veertiende verhuisde ik van het progressieve Dordrecht naar het kakkineuze Soestdijk. In Dordrecht werd niet gehockeyd, althans niet in mijn kringen. Je voetbalde er of je zat op korfbal (dat laatste alleen als je in de Here was, of geen balgevoel had). Ik heb zes jaar gevoetbald, bij Eendracht Brengt Ons Hoger (beter bekend als Elf Boeren Op Hol), en omdat ik erg verliefd was op een meisje ben ik ook een half jaar lid geweest van de korfbalvereniging De Regenboog [lees: Korfbal is liefde] (maar helaas: niks geen ‘gemengd douchen’ en sportief gezien hoorde iedereen die een bal kon vasthouden tot de technisch betere spelers van het veld).

In het Gooi werd niet gekorfbald, maar wel bleek de helft van mijn nieuwe klas op hockey, een anachronistische bezigheid waarvan ik niet kon vermoeden dat die ergens op aarde serieus werd beoefend. Hockey associeerde ik met een curiosum uit een vervlogen tijd, zoiets als paalzitten, klootschieten of berenhappen. Al snel maakte ik kennis met een fenomeen dat mijn puberjaren voor een deel glans gaf: het zogenoemde hockeyfeest. Ik was geen lid van MHC Soest of het Baarnse BMHC, maar werd door mijn hockeyende vrienden vaak geïntroduceerd. Ik herinner me van die avonden de dreiging dat er ‘dijkers’ zouden komen, niet-hockeyend achterbuurtgeteisem dat louter op rellen uit was (we hebben het over de oorlogsjaren 1982-1986). Een paar keer heb ik wat schermutselingen meegemaakt en bij BMHC zelfs een enorme knokpartij. Ik stond in het midden van de kantine, met een doodgeslagen biertje in mijn hand, gelaten te kijken hoe letterlijk iedereen met iedereen op de vuist ging, behalve met mij. Een beetje zoals ik nu nog in het veld sta, zeg maar. Maar dat is niet mijn sterkste herinnering. Wat me van die feesten vooral is bijgebleven zijn de rondgierende hormonen, de verliefdheden, het gekonkel, het geflirt, de groepjes, het gedans, het geschuifel, het ge rook, het gezuip en het geschreeuw van hockeymeisjes dat gedurende zo’n feest steeds schorder begon te klinken.

December vorig jaar speelde ik met mijn elftal (toen nog Kampong Semi-veteranen 2, inmiddels Kampong Veteranen 158) de laatste wedstrijd van het jaar. Omdat we maar met iets van 8-0 hadden verloren – niemand had de tel bijgehouden – besloten we er bij de nazit een paar extra kratjes bier tegenaan te gooien. We zaten op de donkere tribune, met uitzicht op het verlichte hoofdveld, in de mistige kou, te luisteren naar wat er achter ons plaatsvond: in de kantine ging jongkampong helemaal los. We luisterden naar een energieke geluidscocktail van muziekgedreun, gestamp, gegil, geruzie, gedans, gezuip, geschorschreeuw en gevoos – en ik stelde vast dat het mooi is dat sommige dingen altijd hetzelfde blijven.