Goede manieren

De Volkskrant, 30 oktober 2008

Vijfenzestig procent van de Rotterdammers dacht in 2003 dat Erasmus de ontwerper was van de Erasmusbrug. Om de onbekendheid van ’s Neerlands bekendste filosoof en humanist te bestrijden, werd eergisteravond – op de vermoedelijke geboortedag van de filosoof – in Rotterdam het Erasmushuis geopend. Dat is een ‘educatief publiekscentrum’ waar bezoekers zich kunnen verdiepen in het gedachtegoed van Gerrit Gerritszoon, zoals Desiderius Erasmus eigenlijk heette.

Erasmus, schrijver van de eerste bestseller na de introductie van de boekdrukkunst, zal hopelijk vooral worden herinnerd vanwege zijn ook nu nog zeer lezenswaardige boeken. Voor velen is de monnik een boegbeeld van humanisme, naastenliefde en tolerantie, waarbij als kleine kanttekening kan worden geplaatst dat hij het niet had op Joden. Erasmus zag het Jodendom als ‘de verderfelijkste plaag en bitterste vijand van de leer van Jezus’. Hij wilde zelfs het Oude Testament als heilig boek opgeven, om het Joodse juk in te dammen.

Historici en bewonderaars bagatelliseren dit ‘licht antisemitische’ – zoals Herman Pleij het noemt – en zeggen dat Erasmus zich aanpaste aan de toenmalige cultuur (wellicht zal over een paar eeuwen ook over de nazi’s geruststellend worden gezegd dat ze slechts kinderen waren van hun tijd).

Een andere kanttekening is dat de Rotterdammer een ziedende hekel had aan Turken. Wat heden ten dage islamitische Marokkanen zijn voor Geert Wilders, waren islamitische Turken voor Erasmus, om die twee denkers maar eens met elkaar te vergelijken.

Erasmus schreef zelfs een pamflet in briefvorm (de Turkenkrijg uit 1530, nog verkrijgbaar bij de boekhandel), waarin hij aan een Keulse vriend uitlegde dat de goddeloze Turk geen mens was, maar een beest dat de beschaving probeerde te ondergraven. ‘Willen we ze eens en voorgoed van ons afschudden, dan zullen we toch eerst het ergste soort Turken uit onze geest moeten verdrijven’, schreef hij.

De grootste aanslag op de beschaving zag Erasmus bij kinderen en jonge mensen. Ooit liep hij op straat met een paar eminente lieden, en ergerde hij zich mateloos aan de ongemanierdheid van jeugdige omstanders. Op een oude man na werd Erasmus door niemand bejegend zoals het destijds hoorde. Dit kwam omdat veel ouders hun kinderen niet meer opvoedden zoals dat in vroeger tijden zou zijn gebeurd (grofweg vijfhonderd jaar na dato nog steeds een actuele gedachte).

En daarom schreef Erasmus een verhandeling genaamd De Civilitate Morum Puerilium Libelles (1530), een handboek over goede manieren voor kinderen. Een Nederlandstalige editie is niet meer leverbaar, maar twee weken geleden verscheen een prima te volgen Engelse vertaling. Zeer humoristisch en scherp geeft Erasmus tips aan een 11-jarige jongen over hoe die zich in gezelschap dient te gedragen.

De jongeman kan het beste even hoesten als hij een wind moet laten, want ophouden is niet gezond. Als zijn neusgaten vol snot zitten (zoals bijvoorbeeld Socrates altijd had), dan moet hij zijn neus snuiten in een zakdoek en niet in zijn kleren! Knipogen kan hij maar beter overlaten aan een vis als tonijn, en de lippen tuiten zoals Duitsers dat doen is ook uit den boze.

Ook moet hij elke dag zijn tanden poetsen, maar niet met urine, zoals Spanjaarden dat gewend zijn. Zijn haar moet hij netjes en normaal dragen, want een beschaafd mens ziet er niet uit als een dartel geblondeerd paard.

Erasmus eindigt zijn boek met een spreuk die hij van het grootste belang acht: ‘Het voornaamste van goede manieren is dat je bereid moet zijn de fouten van anderen te negeren, en zelf zo min mogelijk tekort te schieten.’

Lijkt me een diepdoorleefde wijsheid van een echte bruggenbouwer.