In een boek logeer je uiteindelijk het beste

By hans, 21 februari 2022

Zesentwintig verhalen uit het schrijvershotel

De zesentwintig verhalen in dit boek vormen het hart van het project dat tijdens de lange lockdown van de winter van 2021 werd gestart met als werktitel Schuilen in het Schrijvershotel.

De boekwinkels waren al maanden gesloten en voor de auteurs waren er geen tournees, geen lezingen, geen signeersessies, geen boekenbal, geen liveprijsuitreikingen… De schrijvers bleven weg uit het Ambassade Hotel en wij misten hen.

Want wat is een schrijvershotel zonder schrijvers? Een pen zonder inkt? Zo ontstond het idee om gedurende zes maanden wekelijks een auteur uit te nodigen om tijdens een verblijf in het Ambassade Hotel te beschrijven hoe het schrijverschap in deze tijd door hem of haar werd ervaren.

In de periode mei tot en met november 2021 publiceerde dagblad Het Parool de Schrijvershotelcolumns wekelijks in de Kunstrubriek.

Lees het stuk van Ronald Giphart hier:

The Chelsea

Hotel Chelsea in Manhattan was tot 2011de illustere verzamelplaats van honderden kunstenaars, acteurs en muzikanten. Madonna woonde er (kamer 822), Leonard Cohen (424) en Janis Joplin (411), de vriendin van Sid Vicious werd er doodgestoken (100) en zelf overleed de bassist van The Sex Pistols er aan een overdosis (ook in 100).

Kunstenaars als Christo, Robert Mapplethorpe (1017), Willem de Kooning en Andy Warhol betaalden hun overnachtingen met kunstwerken, schilderijen die overal in het hotel werden opgehangen.

Ook onnoemlijk veel schrijvers bivakkeerden er: van Mark Twain tot Jack Kerouac, van William S. Burroughs tot Jan Cremer (die er geruime tijd woon[1]de) J van Arthur Miller tot de Ierse dichter Dylan Thomas (kamer 205). Toen de laatste op een avond in 1953 terugkwam van The White Horse Tavern, zijn nabijgelegen stamcafé, bezweek hij van de achttien whisky’s die hij had gedronken.

Het was een bedevaart naar deze Dylan Thomas die mijn vriend Dylan van Eijkeren (bekend van Het Parool) en mij halverwege de jaren negentig naar Hotel Chelsea bracht. Het lukte ons zowaar om kamer 205 te boeken, althans dat is het verhaal dat we later hebben rondgebazuind (in werkelijkheid verbleven we in kamer 434).

The Chelsea was alles wat ik me ervan had voorgesteld: de lobby was bezaaid met kunstwerken, het hotel werd bevolkt door een bonte stoet excentrieke weirdo’s en achter de ietepetieterige receptie zaten vierentwintig uur per dag twee mannen met een tulband die beiden Singh heetten.

In het vliegtuig naar JFK hadden Dylan en ik twee Nederlandse meisjes ontmoet en bij het afscheid op de luchthaven had Dylan geroepen dat we elkaar die avond om tien uur zouden treffen in The White Horse Tavern. Dit speelt voor het mobiele tijdperk, dus we hadden geen idee of de vrouwen daadwerkelijk zouden opdagen. Dat deden ze wel en uiteindelijk bleven Dylan en een van de meisjes aan elkaar kleven.

Gedrieën belandden we in The Chelsea. Omdat ik geen zin had om in mijn twijfelaar te liggen luisteren naar de speelse uitwisseling van genetisch erfmateriaal in het bed naast me, besloot ik in de lobby bij de Singhen een dutje te doen op een van de oude banken waar Jimi Hendrix nog had gezeten (daar waren foto’s van). Ik vroeg de receptionisten of ik een extra kamer kon huren, maar helaas was het hotel die nacht helemaal volgeboekt.

Toen ik hun mijn penibele situatie had uitgelegd keken ze elkaar aan en schudden ze meelevend hun tulband. Een van de Singhs greep in een laatje en gaf mij een sleutel van een onooglijk personeelskamertje-met-bed op de twaalfde verdieping. Later heb ik vaak beweerd dat Mark Twain daar nog had gewoond, maar dat zal wel niet waar zijn.

End.

Inhoudsopgave

  • Inleiding
  • Arnon Grunberg – Leven en theater
  • Alma Mathijsen – Naar buiten
  • Esther Verhoef – De luiken zijn gesloten
  • Jessica Durlacher – Schrijven in tijden van corona
  • Thomas Heerma van Voss – Wakker geschud
  • Annejet van der Zijl – Het magisch koninkrijk
  • Daan Heerma van Voss – Een nagelaten bekentenis in de marge
  • Hanna Bervoets – Contract
  • Aaf Brandt Corstius – Fietsbel
  • Adriaan van Dis – In een boek logeer je uiteindelijk het beste
  • Annelies Verbeke – Wat blijft
  • Marente de Moor – Nestvernieuwingsdrang achter de dijken
  • Auke Hulst – Brombeer en bruid
  • Susan Smit – Zes jaar vast in de jungle
  • Bette Westera – Alles dicht
  • Maartje Wortel – Plezier, prestige, poen
  • Tommy Wieringa – Ante diluvium
  • Pieter Waterdrinker – Hotelkinderen
  • Jan Mulder- Het kunsthotel
  • Ronald Giphart – The Chelsea
  • Ian Buruma – Coronanostalgie
  • Roxane van Iperen – Kinderen van zestien
  • Abdelkader Benali – Keurige tenen
  • Jeroen Thijssen – Van het terras af gezien
  • Stine Jensen – Wat een duik
  • Tom Lanoye – Pied-a-terre
  • Inleiding
  • Wouter Schopman – Dankwoord
  • Personalia
  • In samenwerking met

Dit project is tot stand gekomen dankzij de medewerking van:

De volgende bedrijven binnen de Ambassade Groep waren betrokken bij het project: