Dit recept komt uit kookboek De wereld thuis (2020).
Soort gerecht: hoofdgerecht
Land van herkomst: Frankrijk
Aantal personen: 4
Bereidingstijd: 2 uur (waarvan 1½ uur in de oven)
We zijn er overigens toevallig achter gekomen dat dit gerecht koud ook heel erg lekker is. We hadden de kip als onderdeel van een feestbuffet bereid maar waren hem vergeten uit de koelkast te halen. De volgende dag gingen we naar ons huis in Frankrijk en daar hebben we hem koud met wat stokbrood gegeten. Bon!
INGREDIËNTEN:
1 hele kip van ongeveer 1½ kilo
1 takje verse rozemarijn, fijngehakt
2 takjes tijm, blaadjes fijngehakt
2 el fijngehakte verse dille
2 stengels bleekselderij, in plakjes gesneden
± 40 teentjes knoflook, ongepeld
1 wortel, schoongemaakt en in blokjes gesneden
1 ui, grofgehakt
peper en zout
300 ml witte wijn
olijfolie
25 g boter, gekoeld en in blokjes
3 el peterselie, fijngehakt
2 stokbroden of 8 sneetjes geroosterd brood
BEREIDINGSWIJZE:
Verwarm de oven voor op 200° C.
Vul de kip met de rozemarijn, de tijm, de dille, de helft van de bleekselderij en acht tenen knoflook.
Leg op de bodem van een ovenschaal tien teentjes knoflook, de resterende bleekselderij, de wortel en de ui. Bestrooi de kip met peper en zout en leg hem in de schaal. Leg de overige knoflooktenen eromheen. Giet de witte wijn erbij, schenk er wat olijfolie overheen en dek af met aluminiumfolie. Zet de kip 1 uur in de oven, haal vervolgens de aluminiumfolie eraf en bak nog eens 30 minuten.
Haal de kip uit de schaal, zeef het vocht boven een pan en bewaar de tenen knoflook. Kook het vocht in tot een wat dikke saus. Roer een paar blokjes boter door de saus.
Serveer de kip in een schaal met de saus, de knoflooktenen en de peterselie. Geef er geroosterd brood of stokbrood bij. Druk de zachte knoflookmassa uit de schil en smeer deze op de kip of het brood.
VEERTIG TENEN
Een jaar of tien geleden werd er een Egyptisch schrift gevonden dat zou dateren uit 1500 voor Christus, waarin knoflook werd bewierookt als wondermiddel tegen meer dan tweeëntwintig kwalen.
OOIT WAS IK NACHTPORTIER IN EEN ZIEKENHUIS, EEN BAANTJE WAAR ik zeven nachten aaneen in eenzaamheid achter een balie zat te wachten op reuring (mijn eerste twee romans heb ik in dit ziekenhuis geschreven). Als ik ergens heb geleerd om alleen te zijn – voor schrijvers een onontbeerlijke eigenschap – was het in dat ziekenhuis, met slechts mijn eigen beperkte geestesleven om te ontsnappen aan de sleur.
Hoogtepunt van de nacht was immer ‘de soep’. Als de omstandigheden het toelieten aten het dienstdoende nachthoofd en ik, eventueel aangevuld met wakkere arts – assistenten of laboranten, gezamenlijk een dampende kom, uit een pan die door een kantinemedewerker de avond ervoor was klaargezet in de pantry. Bijna altijd ging het om waterige groentesoep met verdwaalde, doodgekookte ballen of een al even laffe minestrone die een paar maanden had geprutteld. Als we geluk hadden zat er een lugubere bruinebonensoep in de pan, die we konden meesmokkelen om thuis butsen en gaten in muren mee te plamuren.
Een van de nachthoofden ergerde zich aan de pannen van de soepen die voor ons werden achtergelaten en daarom nam zij op een nacht haar eigen soep mee, met aan mij de impliciete uitdaging de dienst erop ook een zelfbereide pan mee nemen. Competitie is altijd een goeie aanjager voor alles en daarom ontstond er al snel de wedstrijd ‘wie maakt er hier nu eigenlijk de lekkerste soep?’ Andere nachthoofden sloten zich hierbij aan en later zelfs ook arts-assistenten.
Op een nacht serveerde een van de artsen een knoflooksoep waarin hij naar eigen zeggen veertig tenen had verwerkt. Dat leek mij een ontzaglijk hoog aantal. Voor het eerst voelde ik argwaan bij de competitieve huisvlijt van mijn nachtelijke collega’s. Veertig tenen was genoeg om de hele ziekenhuishal in een walm te zetten. Leek me.
Ik zat ernaast. Doordat de arts de knoflooktenen langdurig had laten sudderen was de allylmethylsulfide (het stofje dat de kwalijke geur veroorzaakt) voor een groot deel uit de soep verdwenen. Volgens de jonge dokter zaten er in knoflook geweldige andere stofjes die helpen bij het opbouwen van weerstand en de kans op verkoudheid verminderen. Het was niet alleen soep die hij ons voorschotelde, het was ook een medicijn.
Dat is overigens geen nieuw inzicht. Een jaar of tien geleden werd er een Egyptisch handschrift gevonden dat zou dateren uit 1500 voor Christus, waarin knoflook werd bewierookt als wondermiddel tegen meer dan tweeëntwintig kwalen. Niet voor niets kregen slaven die piramides bouwden grote hoeveelheden knoflook te eten.
Enfin. Ik vertelde dit verhaal deze zomer aan onze oudste zoon Broos toen hij bladerend in een Frans kookboek in ons vakantiehuisje, een traditioneel Frans gerecht vond, genaamd ‘poulet avec quarante goussens d’ail’, oftewel kip met veertig tenen knoflook. Die avond dook hij in de keuken om deze medicinale schotel te bereiden.