Links

De Volkskrant, 21 oktober 2008

Op Gozo wordt links gereden, een erfenis van Britse overheersing: op wat toeristische macrobioten na, wandelt niemand op het eiland. Ook wij hadden vorige week een auto gehuurd, een soort doperwt met vijf deurtjes.

In Nederland had ik me voorgesteld hoe het zou zijn om links te rijden, maar dat is hetzelfde als je voorstellen hoe een broodje zebra smaakt (naar paardenvlees, maar dan anders).

Ik heb mijn rijbewijs halverwege de jaren tachtig gehaald. Omdat ik op mijn 18de nog niet had gerookt, kreeg ik van mijn ouders 1.000 gulden om bij een rijschool een pakket rijlessen te kopen (en dan hield ik nog genoeg over voor een paar sloffen sigaretten). Over links rijden heeft mijn instructeur destijds niets verteld.

Het begon met de bestuurdersplaats. Die zit rechts. Vroeger had ik een huisgenoot die vertelde dat hij zich soms nachtelijk met zijn verkeerde hand beroerde. ‘Dan lijkt het net alsof een meisje het doet’, zei hij. Ik moest hieraan denken toen ik voor het eerst de versnellingspook van onze huurwagen vasthield.

Maar wat mijn hersenhelften het meest deed klapperen was het rijden zelf. Ik had mijn gezin opdracht gegeven om voortdurend ‘links’ te roepen, mocht ik dit tijdens de autorit abusievelijk vergeten. Zelfs onze 2-jarige riep het mee: ‘Inks! Inks!’

Dat dit niet geheel overbodig was, bleek toen ik na een stief kwartiertje op de linkerbaan, in een buitendorp, ongemerkt een bocht naar rechts nam en rechts bleef rijden.

Het gevaarlijkste moment kwam toen ik na een paar dagen het links rijden redelijk begon te beheersen. Het was een donkere, bewolkte avond. We waren op weg naar een restaurant in een baaidorp genaamd Xlendi. Nu is het voor een minder dan gemiddelde automobilist als ik moeilijk om én links te rijden én de stroom vragen van mijn kinderen te beantwoorden én op de naamborden langs de weg te letten én de aanwijzingen van mijn vrouw te volgen.

Mijn vrouw gebaarde bij een kruispunt dat ik naar rechts moest, maar op dat moment riepen mijn kinderen links (inks), en dus ging ik rechtdoor. Gevalletje mislukt rnultltasking. Het leek me dat de weg rechtdoor ons ook naar de baai zou brengen, maar toen dit pad eerst steil omhoog ging, toen steil en scherp omlaag en daarna steeds minder geasfalteerd begon te raken, sloeg mijn twijfel toe. Het asfalt ging over in verhard gruis en de weg werd steeds smaller.

‘Zullen we niet beter teruggaan?’, vroeg mijn vrouw.

Het motortje maakte inmiddels het geluid van een zich verslikkende cavia. Ik stopte de wagen. In het aardedonker probeerde ik te kijken of ik ruimte had om te keren, want een scherpe bocht bergop in z’n achteruit leek me geen optie. Met het schermpje van mijn mobiele telefoon verlichtte ik de ruimte naast de wagen. Plotseling begreep ik dat we naast een afgrond stonden.

Op dat moment begon het te stortregenen.

‘Wat nu?’, vroeg mijn vrouw, alsof het mijn probleem was. Vijf minuten hebben we zitten overleggen wat we moesten doen, terwijl twee van onze kinderen huilend op de achterbank zaten en de derde alleen nog vrolijk ‘inks inks’ riep.

Godzijdank doemden er toen twee koplampen op in de achteruitkijkspiegel. Aan de lokale bestuurder vertelde ik dat we waren verdwaald en dat ik dit klifpad niet vertrouwde. Hij zei geruststellend dat ik nog maar een paar honderd meter verder hoefde om weer op asfalt te komen.

‘But keep right’, riep hij me na, want links zat dus die peilloze diepte. Ik geloof niet dat ik ooit zo rechts heb gereden.