Meisje die

De Volkskrant, 17 januari 2012

Er zijn mensen die werkelijk denken dat schrijvers nooit taalfouten maken. Er zijn ook mensen die vinden dat schrijvers nooit taalfouten zouden mogen maken. Voor hen het volgende souvenir uit mijn geheugen. In 1991 – ik was net zindelijk – werkte mijn toenmalige vriendin als lector bij een uitgeverij. Op een middag stelde zij me voor aan de illustere uitgever Dick Gubbels. Mijn vriendin vertelde Dick dat ik net een contract had getekend voor mijn debuutroman, waarop hij mij geheimzinnig aankeek.

‘Ik zal jou iets bijzonders laten zien’, zei hij, waarna hij uit een la een stapel papier pakte. ‘Het manuscript van de nieuwe roman van Gerard Reve.’

In mijn herinnering gaf het pak licht en werd het begeleid door zacht zingende engelen. Gubbels legde de papieren op zijn bureau en gaf mij toestemming erin te bladeren. Een geredigeerd manuscript van een bewonderde schrijfgod. Het duurde een paar seconden tot doordrong wat ik zag. Verbijsterd keek ik naar de vellen, waar vele rode strepen stonden van de correctie-pen van een redacteur. Reve – de onfeilbare Grootvorst der Letteren – maakte soms foutjes. Gerard Reve vergiste zich in het gebruik van d en t. Reve haalde hier en daar meervoud en enkelvoud door elkaar. Af en toe stond er zelfs een lelijke zin. Het duurde maanden voor ik van die klap was bekomen.

Nog een herinnering. Ooit sloeg Martin Bril in mijn bijzijn de Volkskrant op. Ik zag hem verbleken. Een rauwe vloek schalde door het café: er stond een idiote taalfout in zijn column. Direct pakte Bril zijn laptop om te zien of de vergissing door een eindredacteur in zijn column was toegevoegd of juist was laten staan. In beide gevallen onvergeeflijk. Martin leerde me: een taalblunder is per definitie de schuld van de eindredactie.

‘Het is hun vak mij voor fouten te behoeden’, zei hij, met zijn telefoon in de hand voor een schrobbering van om het even welke Volkskrant-redacteur. Afgelopen zaterdag boog de ombudsvrouw van deze krant zich over de vele tik-, taal- en spelfouten. Zij stoorde zich hier ook uitermate aan, al kwam zij – zonder iets te willen goedpraten – met een paar verklaringen (zo gebruikt de Volkskrant tegenwoordig een uit Noord-Korea geïmporteerd derdehands computerprogramma dat nog geen spellingscontrole heeft).

Ik heb zelf vrijwel nooit gebeld over foutief gespelde woorden of ander zand dat regelmatig tussen mijn woorden kraakt, deels uit schaamte, deels omdat schrijvers zelf toch ook een zekere verantwoordelijkheid hebben. Vorige week schreef ik op deze plek een stukje over een meisje […] dat in oktober gaat debuteren met een roman. In mijn column sprak ik echter van een meisje […] die zou debuteren. Een tekstverwerkingsfout, omdat er in een eerdere versie ‘de serveerster’ had gestaan.

Net als Martin was ik een halve ochtend ziek en diep sacherijnig van deze flater. Na de ontdekking van een verschrijving van dit kaliber ga ik zelfs liever niet de straat op, uit angst bij de bakker te worden aangesproken door iemand die me alleen maar begroet met de woorden ‘meisje die’. Hoewel we weten dat iederéén ze maakt, is dit wat taalfouten doen met schrijvers. Ik hoop dat ik deze ochtend zonder schaamrood over straat kan (kom op, eindredactie!).