1994
Foto: Mark Kohn
TOM LANOYE: SPEK EN BONEN
Prometheus, f27,90
Een echte Lanoyeiaan (Battus zal opvallen hoe bijzonder dit woord is) vindt de nieuwe verhalenbundel van de voormalige ‘angry young Belg’ waarschijnlijk een beetje tegenvallen. Wie de Mooie Jonge Goden, de Min Vijfendertigers, De tien geboden en enkele andere min of meer recent verschenen themaverhalenverzamelbundels (ook een lekker woord) nauwgezet verzamelde, heeft alle verhalen uit Spek en bonen namelijk al compleet. Er staat geen enkel stuk in dat niet in een ander boek is gepubliceerd en dat is een beetje jammer, vind ik.
Toch zal de echte Lanoye-liefhebber, waartoe ik mezelf graag reken, verheugd zijn alle verhalen netjes in één boek bij elkaar te hebben. Gevaar van een bundeling is echter dat zoiets uitnodigt te zoeken naar samenhang tussen de verhalen; naar een groots verband, een idee, een overheersende thematiek. Ik beken dat ik ook een verhalenbundel (van één auteur) vaak lees als ‘een beetje rare roman’.
De samenhang tussen de zeven verhalen in Spek en bonen lijkt mij op het eerste (en tweede) gezicht niet zo groot, en ik vraag me zelfs af of het wel nut heeft het boek zo te lezen. Hoogstens kan ik zeggen dat Lanoye zeven facetten van zijn schrijverschap heeft willen laten zien, of zoiets, want de verhalen verschillen veel meer dan dat ze overeenstemmen. Er staan achtereenvolgens een thriller, een script, een groteske, een parabel. een reisverhaal. enkele scènes en een bundel van zes brieven in het boek.
Bij verhalen die zo verschillend zijn qua humor (Godzijdank nog steeds een groot aandeel in het werk van Lanoye), stijl. opbouwen thematiek, ligt het natuurlijk voor de hand dat je als lezer je favorieten hebt. Daar ik Lanoye vanwege zijn roman Kartonnen dozen een heel warm hart toedraag, wil ik me in deze recensie beperken tot deze categorie. De twee echte uitschieters van de bundel vind ik ‘Johannesburg, le bain’ (het reisverhaal) en ‘Moros Y Cristianos’ (de brieven).
Het eerste verhaal verscheen eerder in Met liefde, het liefboekigheidsdaadje van uitgeverij Contact, waarvan de opbrengst ging naar het Aidsfonds. Op vernuftige wijze vertelt Lanoye over een Vlaamse toerist-die-geen-toerist-wil-zijn in een gevaarlijk en vervallen gedeelte van ‘Jo’burg’ (zoals de man Johannesburg noemt). Iedereen wijst hem er voortdurend op dat hij angst zou moeten voelen omdat hij elk moment gedood, verminkt of beroofd kan worden. Op een avond laat hij zich door een taxi vervoeren naar een nogal achenebbische sauna, waar hij de vijftigjarige oudsoldaat David ontmoet. Deze man vertelt hem over zijn gruwelijke Rhodesische verleden. David zegt: “Het was leven op zijn scherpst. Ik heb me later, in het burgerleven, altijd verveeld. De dood wordt er weggemoffeld. Alsof ze een schande is.” Lanoye laat in het midden of David en de hoofdpersoon zich innig verstrengelen, maar wel vraagt de laatste op het eind van het verhaal of het in het leger mogelijk was om sex te hebben. David antwoordt dat hij zijn mooiste ervaringen heeft gehad in the bush ‘onder de duim van de nakende dood’. De kameraadschap onder de soldaten was zo sterk dat de mannen tijdens het harde overleven samen opgewonden raakten bij gedachten aan vrouwen, om elkaar vervolgens te beroeren of te neuken. David besluit: “Alles mag je doen. En zij doen het ook voor jou. (…) Behalve kussen. Daar ligt hun grens. Seks, akkoord. Maar je tong in hun mond? Dat kunnen ze niet aan. Als je dat riskeert, slaan ze je in elkaar.”
Ook in de zes brieven uit ‘Moros Y Cristianos’, liefdesbrieven van de ene schrijver (de mislukte) aan de andere (de succesvolle), speelt de herenliefde een belangrijke rol. Na een lange verhouding vlucht die ene schrijver plotseling naar het door zijn voormalige beminde bewonderde Cuba. Het verhaal gaat over de ‘remsporen op het linnen van hun liefde’, zoals de briefschrijver het schitterend verwoord, ofwel: waarom het mis ging tussen hen. Zelden heb ik een zo irritante hoofdpersoon aan het woord gehoord als deze gefrustreerde briefschrijver. Omdat de man vindt dat zijn literaire talenten niet genoeg erkend worden, komt hij tot een grote daad die ik niet zal verklappen.
Ik wil tot besluit niet onvermeld laten dat de vormgeving van Spek en bonen erg bijzonder is: de achterkant lijkt de voorkant, de voorkant de achterkant en de flaptekst staat op de rug. Na Kartonnen dozen alweer een prachtige omslag! Dat soort dingen mag ook wel eens gezegd worden.
RONALD GIPHART