Rum en kokos

Vara Gids 26, 27 juni – 3 juli 2015

Zomerhitte! Bij de zomer horen vakantieliefdes. Zo vinden ook Özcan Akyol, Ellen Deckwitz, Ronald Giphart en Tjitske Jansen. ‘Dat ene kortstondige kusje was het startschot van mijn debuutroman.’

Hieronder het stuk van Ronald Giphart – Rum en kokos

Het is 1983, het jaar dat Aruba een ‘status aparte’ kreeg. Mijn moeder hoorde tot de delegatie van het Nederlandse parlement die de brand op de Nederlandse Antillen kwam blussen en ik mocht mee omdat ik nog nooit in mijn leven op vakantie was geweest.

Als bleue zeventienjarige wilde ik schrijver worden, maar ik had geen idee waarover ik zou moeten schrijven.

Op Aruba sliepen we bij een gezin in een villa nabij een lagune. Er was een dochter des huizes, Barbara, het overweldigendste meisje dat ik ooit had gezien. In stilte doopte ik haar ‘de allermooiste negerin van de hele wereld‘. Ze was ook zeventien, maar zij was wereldwijs en onverschrokken. Een meisje dat het leven in gulle teugen opsnoof.

Op een avond hadden Barbara en ik het grote huis voor onszelf. In de tuin liet ze mij met een tennisbal een kokosnoot uit een boom gooien, om met een kokosnootopener een gat in de bast te boren. De kokosmelk vermengde ze met rum. Ik gooide nog een kokosnoot uit de boom, en daarna nog een, en daarna lukte het niet meer.

We keken op ouderwetse videobanden MeI Brooks, Monty Python en Kentucky Fried Movie, waarin een meisje met enorme borsten ritmisch tegen een natte glazen douchedeur werd genomen. Barbara deed de bijbehorende geluiden na: ‘Doinkdoinkdoinkdoink.’

Die avond ging ze met vriendinnen naar een feest. Babbelend liep ik met haar mee naar de badkamer. Ze bonjourde me de ruimte uit en toen ik op de gang stond hoorde ik haar roepen: ‘Doinkdoinkdoinkdoink.’

Later werd ze opgehaald en vroeg ze of ik toch geen zin had mee te gaan. Maar ik – en ik ben daar nog steeds niet van hersteld – zei dat ik liever thuisbleef om te schrijven. Ze kondigde aan dat ze bij terugkomst op mijn kamerdeur zou kloppen of ik nog wakker was. En daarna zoende ze me, heel even, bij de porch. Langer dan vijftien seconden duurde het niet. Natuurlijk was het de rum en het vuige spel dat ze met me speelde. Natuurlijk heeft Barbara na haar feest niet meer aangeklopt, maar dat deerde allemaal niet. Het is niet mijn beste, mooiste, leukste of meest tragische vakantieverliefdheid, maar dat ene lullige kortstondige kusje op die porch bij die lagune op Aruba, was voor mij – die nacht – het startschot van de debuutroman waarover ik vijf jaar zou doen.