Slaaplachen

De Volkskrant, 26 november 2011

Hij is het nakomelingetje, de voorkomelingen zijn al een stuk ouder. Bij een nakomelingetje lijkt het soms net alsof je een proefkleinkind hebt rondlopen. De ouders van het jong – dat zijn wij – zijn tegenover hem veel meer ontspannen dan ze destijds omgingen met die andere twee. En daar weet het joch goed gebruik van te maken. Als zijn moeder om een uur of half acht ’s avonds zegt dat hij nu echt naar boven moet om tanden te poetsen en te slapen, kijkt hij haar met zijn grootste ogen leep aan.

‘Maar mamma, ik vind het veel leuker om nog even bij jullie te zitten. Daar word ik zo blij van.’ Flinke moeder die haar nakomelingetje dan nog naar boven trapt.

Hij gedraagt zich perfect als jongste gezinslid. De clown van de familie. De huisidioot. Het jongetje dat iedereen die ons huis bezoekt in weke vertedering weet te versieren.

‘Zal ik eens voor de grap in mijn broek plassen?’, zei hij gisteren tegen zijn oudere broer, toen hij hem begeleidde bij diens krantenwijk.

‘Dat moet je vooral doen’, zei zijn broer smalend.

En hij deed het.

‘Mam! Lasse heeft voor de grap in zijn broek geplast’, riep mijn oudste zoon bij terugkomst van zijn ronde. Mijn vrouw vroeg ontzet of dit waar was. Met zijn ontwapenendste blik keek onze jongste haar aan.

‘Grappig toch?’, zei hij, met een zweem van bezorgdheid. Flinke moeder die hem dan nog een echte uitbrander geeft. Ach, hoe erg is het om één keer in je leven in je broek te plassen om de lol van het broekplassen?

Een jaar of wat geleden schreef ik een column in de Volkskrant over hem. Hij had anderhalf jaar daarvoor, net na zijn geboorte, een paar stevige medische ingrepen gehad. Ik herinnerde me het beeld dat het joch, uitpuffend van een zware operatie en high van de morfine, lag te glimlachen in zijn bed. Uiteindelijk verliet hij volledig gezond het ziekenhuis en het enige dat hij aan zijn verblijf heeft overgehouden – schreef ik – was dat hij nog steeds glimlacht in zijn slaap.

De column over deze glimlach lees ik wel eens voor bij bibliotheken. Zo ook gisteravond. Bij terugkomst van mijn lezing vond ik mijn zoon in onze echtelijke slaapkamer, waar hij was ingedoezeld aan mijn kant van het bed. Hij had met mijn vrouw naar een tv-programma gekeken en het gevecht tegen de slaap verloren. Mijn vrouw zag geen reden hem niet naast haar te laten liggen.

Ik schoof mijn zoon richting het midden van het bed, waarna ik er ook inkroop om met mijn vrouw te kijken naar Pauw & Witteman. Plotseling, vanuit het niets, begon mijn zoon te lachen. Het was niet zo maar een glimlachje, maar een gulle vette schater. Wij keken beiden verbaasd in zijn richting. Had Paul Witteman een grap gemaakt? Was onze zoon wakker?

Zo te zien niet. Zijn ogen waren dicht, hij leek te dromen. Geen slaapwandelaar, maar een slaaplacher. Opnieuw bulderde hij het uit. Het was een aanstekelijke lach. Wat zou er in de wereld van zijn dromen op dat moment gebeuren? Plaste er iemand in zijn broek? Mijn vrouwen ik keken elkaar aan. Flinke ouders die op zo’n moment niet worden overvallen door een onstuimig geluksgevoel.