Tafelgesprek

De Volkskrant, 8 oktober 2011

Wat zou er van me terechtkomen als ik mijn tijd zou doorbrengen met roken en drinken?’ vroeg Adolf Hitler zich af op 1 september 1942, tijdens zijn avondmaaltijd. In 1941 besloot Hitlers secretaris Martin Bormann om de tafelgesprekken van zijn baas te laten optekenen. Hitler hield tijdens het eten tegenover zijn gasten zulke breedsprakige uiteenzettingen over zulke verschillende onderwerpen, dat Bormann het voor de mensheid belangrijk achtte deze orakels niet verloren te laten gaan.

In 1980 verscheen een vuistdikke vertaling van de maaltijdmonologen, waarin Hitler verbaal heen en weer kaatst tussen bijvoorbeeld zijn afkeer van het huwelijk, Vlaamse meisjes, hoe hij van het roken afkwam, de smaak van wijn en zijn mening over Prins Bernhard (‘een volstrekt imbeciele stoethaspel’).

Zonder mijzelf met Hitler te willen vergelijken – om eens een auto-Godwin te proberen – moet ik bekennen dat ik soms ook met een bijna Ivo Niehe-achtige bescheidenheid onder de indruk ben van mijn eigen tafelmonologen en gekaats tussen onderwerpen. Het verschil tussen Hitler en mij is echter dat Hitler nooit werd tegengesproken door zijn tafelgenoten.

Van de week kwam mijn gezin tijdens de hoofdschotel te praten over Willem Holleeder, die volgend jaar weer vrij zal zijn. Een van mijn kinderen wist dat Amanda Knox vorige week was vrijgelaten. Ik had nog nooit van Amanda Knox gehoord en ging ervan uit dat zij een celebrity was van het kaliber Lindsay Lohan, Marijke Helwegen of Judith Osborn, mensen die louter bekend zijn van het bekend zijn.

Mijn lange uitweiding over de verderfelijkheid van dit fenomeen onderbrak mijn 11-jarige dochter direct door te melden dat Knox een Amerikaanse studente was die een paar jaar in een Italiaanse gevangenis had gezeten voor een seksmoord op een huisgenote.

‘Wat is een seksmoord?’, vroeg mijn 5-jarige zoon, een vraag waarop ik niet zo snel een Jip & Janneke-antwoord had. Afleiden was het enige alternatief.

‘Hoe is je wijn?’, vroeg ik aan mijn vrouw.

‘Een beetje hoerig’, zei ze, wat een gangbare wijnterm is voor een boterachtig houtsap als Chardonnay.

‘Wat is een hoer?’, wilde mijn 5-jarige hierop weten. Mijn dochter vroeg hoe een wijn in godsnaam hoerig kon zijn, waarop ik begon aan een anderhalf durend college over druifsoorten en productietechnieken. Al na vijftien seconden werd ik afgekapt door mijn oudste zoon die vroeg of hij een slokje hoerige wijn mocht proeven.

‘Deskundigen ontraden ouders eigenlijk hun kinderen beetjes te laten drinken’, zei ik, als aanzet voor een lange voordracht over alcoholgebruik onder kinderen. Mijn vrouw nam het prompt van me over: ‘Maar dat is onzin. Ik mocht van opa en oma altijd alles proeven, en ik ben pas alcoholist geworden op mijn 12de.’

‘Zo lang je niet rookt, vind ik alles best. Wordt er al gerookt bij jou in de klas?’, vroeg ik, waarna mijn zoon een geluid maakte dat het midden hield tussen ja en nee. Ik begon hierop een exposé over de geschiedenis van het roken op scholen, hoe meester Van der Keur vroeger op de basisschool gewoon in de klas een sigaret opstak.

Ik kreeg de gelegenheid niet er lang op door te gaan.

‘Bij mij in de klas mag niet worden gerookt’, onderbrak mijn 5-jarige zoon me. ‘En ook geen wijn gedronken.’

Ik knikte, en kwam erachter dat ik was uitgepraat.