De Volkskrant, 18 augustus 2011
Sommige vegetariërs hebben een Volkert van der G.-achtige bekeringsdrift. Een tijd terug schreef ik voor de Volkskrant een onschuldig stukje over de ideale gehaktbal, waarop ik een haatmail kreeg van een mevrouw die me toebeet dat voor iedere dag dat ik vlees at, er een kind in Afrika stierf van de honger. ‘Zij gaan dood omdat jij zo nodig lijken wil vreten.’
Ik sloeg aan het rekenen. Wanneer alle 8 miljoen dagelijkse vleeseters in Nederland – mager geschat – zich 365 dagen lang onthouden van vlees zullen er ruim 2.9 miljard Afrikaanse kinderen worden gered van een hongerdood! Wat een CO2-uitstoot dàt weer voor gevolg heeft!
Even lachwekkend als deze berekeningsdrift is de omgekeerde bekeringswoede van niet-vegetariërs. De vegetariërs in mijn omgeving moeten zich er regelmatig voor verantwoorden dat zij bepaalde dingen niet in hun mond wensen te steken. Ze zouden vitaminen tekort komen. Hun kinderen zouden niet volgroeien. Ze zouden zich moreel superieur voelen, terwijl hun armzalige voedselkeuze in feite helemaal niets bijdraagt aan een betere wereld.
Regelmatig valt bij dal soort discussies al na anderhalve minuut de naam Adolf Hitler, een man die – voor de jeugdigen onder ons – een van de grootste pleitbezorgers van een vleesloze levenswijze was die de geschiedenis ooit heeft gekend. Vaak worden vegetariërs erg kwaad als dit historische feit wordt aangehaald. Je kunt vegetariërs niet met Hitler vergelijken, is het verweer, vaak geuit door mensen die met hetzelfde gemak wel Geert Wilders in een adem noemen met de Beierse politicus.
Hitler noemde vleesbouillon ‘lijkenthee’, zoals valt te lezen in zijn Tafelgesprekken. Hij wist zeker dat Romeinse soldaten en Noormannen vegetarisch aten, en alleen in uiterste nood een stukje vlees meepikten. Zelf liet Hitler zijn koks van groente nepbiefstukken bereiden, die hij verorberde terwijl hij zijn vleesetende gasten vermaakte met lugubere verhalen over slachthuizen.
Een half jaar geleden liet ik mij tijdens een publiekelijk interview voor foody’s ontvallen dat ik sinds een jaar zogenaamde doordeweekse vegetariërs ben. Dit besloot ik na het lezen van het boek Food Inc., een bundel essays over de voedselindustrie (behorend bij de gelijknamige film uit 2008). Uit de zaal steeg zowel applaus als walging op.
Schrikbarend en tegelijkertijd hilarisch hoeveel discussie een eenvoudige persoonlijke beslissing opriep. Een kok uit Utrecht vond me een pathetische aanstellen en een bevriende vegetariër was ontroerd dat ik eindelijk het licht zag, althans tussen maandag en vrijdag.
Inmiddels heb ik anderhalve maand geleden de beslissing genomen om te proberen een jaar lang helemaal geen vlees te eten en slechts zeer sporadisch vis. Ik besloot in stijl afscheid te nemen van mijn vleselijke leven, met een maaltijd bij driesterrenrestaurant De Librije in Zwolle. Ik vertelde chef Jonnie Boer dat ik, na zijn menu, een jaar vegetarisch ging proberen te eten.
Ik verwachtte hoon en onbegrip, maar Boer begreep het, al vermoedde hij dat ik mij niet aan mijn voornemen zou kunnen houden. ‘Het is zoiets als stoppen met roken,’ zei hij. ‘De drang vlees is te groot. Misschien moet je aan je arts om vleespleisters vragen, die je op je arm kunt plakken om je behoefte aan vlees te remmen.
Kijk dat zijn tips waar ik als beginnend herbivoor iets aan heb.
Wordt vervolgd.