Gezelligheid tot sluitingstijd
Met een voorwoord van Ronald Giphart.
Utrechts geluk
Ton van den Berg en Arjan den Boer, twee Utrechters die zich met prettige publicaties al jarenlang profileren als chroniqueurs van het Utrechtse leven, presenteren in dit tot de verbeelding sprekende boekwerk een fraai overzicht van vele uitspanningen die ons de afgelopen decennia zijn ontvallen. Hoewel de horeca in de Domstad heden ten dage een geweldige vlucht maakt, zijn er helaas ook vele illustere etablissementen verdwenen.
Aanvankelijk nam ik de uitnodiging een inleiding bij dit boek te schrijven met een vrolijk gemoed aan. Al bijna veertig jaar ben ik frequent bezoeker van zeer uiteenlopende Utrechtse horecagelegenheden en ik hoop dit tot aan mijn dood in 2051 te kunnen blijven doen. Toch viel het schrijven me zwaarder dan ik vooraf had gedacht.
Iedere (oud-)Utrechter die dit boek leest zal worden teruggevoerd naar plekken die we inmiddels hebben moeten prijsgeven aan de tijd. Als ik een inventarisatie maak van ‘de biografie van mijn eigen uitgaansleven’ dan schrik ik van alle fysieke plekken die zijn weggesneden uit mijn bestaan. Het eerste Utrechtse café dat ik als Baarnse middelbare scholier bezocht is allang verdwenen: Zeezicht in de Nobelstraat. Ik ging daar met klasgenoten heen voor literaire bijeenkomsten die mij als toekomstig schrijver vormden. Harry Mulisch, Gerrit Komrij, Hella Haasse, Jan Wolkers, Maarten ’t Hart, Joost Zwagerman: allemaal bezochten ze de bovenverdieping van het studentencafé. Ik herinner me hoe mijn klasgenoten en ik voorafgaand aan bedevaarttochten eens aten bij Opoe’s Eethuis op ’t Wed, waar een serveerster met ons flirtte en wij stante pede besloten dat we óók in Utrecht wilden wonen. Opoe’s bestaat niet meer.
Het is stuitend dat álle Utrechtse uitspanningen die ik in mijn studententijd bezocht en waar mijn halve leven zich jarenlang afspeelde, zijn opgedoekt: Flits, Switch, Astaire, Fellini, Cartouch, Tivoli, De Witte Ballons, Bartje, De Vrije Vloer, Kasteel De Leugen, De Wittevrouwenpoort (met achter de toog Schele en Bu Cats), Lambiek, het Polman’s Huis (met de latere burgemeester van Amsterdam in de bediening), poffertjeskraam Victor Consaël op de Neude, waarover ik schreef in mijn debuutroman (hoe je met stroop kunt plakzoenen) en Broodje Ploff op de Ganzemarkt (de ongeëvenaarde nachtelijke patat speciaal die al het leed van de wereld verzachtte). Allemaal weg.
Mijn moeder nam me in die jaren mee naar het sjieke d’ Coninck van Poortugael op de Voorstraat dat al sinds de zeventiende eeuw bestond (verdwenen), en meerdere malen naar Salie à Manger Moustache in de Drieharingstraat (verdwenen), door Utrechters uitgesproken als de Moestaasj. In deze roemruchte bistro zagen we op een avond zowel Herman van Veen als Willem van Hanegem achter een uiensoepje.
Tijdens mijn studietijd begon ik zelf te werken in de Utrechtse horeca, eerst bij een Argentijns grillrestaurant dat om onbegrijpelijke reden dus nog wél bestaat, daarna het Franse restaurant De Drie Musketiers (verdwenen) en een blauwe maandag bij De Knipoog, de vibrerende en buitenissige speeltuin van mijn vriend Co Mol (verdwenen). De naam van dat eetcafé was een toespeling op het Grand Café ernaast: De Kijker (verdwenen). De voormalige stamgasten die ik soms tref, hebben het nog steeds mistroostig over ‘de Knipoog-jaren’.
Later ontmoette ik in het Utrechtse uitgaansleven de vrouw met wie ik al 27 jaar lief en leed deel, om precies te zijn op 28 oktober 1995, aan de toog van café De Bastille in de Hamburgerstraat (‘een gezellige bruine kroeg voor de late stapper’). Deze kroeg bestaat niet meer, net als bijna al onze geliefde plekken: onze eerste restaurantliefde het Grachtenhuys op de Nieuwegracht (verdwenen), restaurant Soms (verdwenen), het Belgische restaurant Dendermonde (verdwenen), Chinees restaurant Het Paradijs op het Vredenburg (verdwenen) en De Kust op de Biltstraat waar we in de zomermaanden praktisch woonden (verdwenen).
En natuurlijk Chez Jacqueline in de Korte Koestraat in Wijk C, van de Utrechtse oermoeder Stien de Bruin en haar schoonzoon, de stamvader van de Utrechtse gastronomie Frans van Wieren. Toen deze bistro in 2018 werd verkocht aan een spaghetti-groothandel was dit letterlijk ‘het einde van een tijdperk’. Hoewel ik zwelgen in herinneringen altijd tijdverspilling heb gevonden, en weemoed in mijn ogen een verwerpelijke emotie is (om van nostalgie maar te zwijgen), ben ik er door Ton en Arjan toch achtergekomen dat ook ik word geplaagd door een zekere behoudzucht, de wens om te koesteren wat je hebt. Dat dit een ijdel verlangen is blijkt uit dit boek, want uiteindelijk is het tragische van het leven dat alles gedoemd is te verdwijnen – en dus ook de café’s, restaurants en uitgaansgelegenheden waar we ons ooit hebben laten meevoeren in tijdloos vermaak. De plekken waar we gelukkig zijn geweest.
Eind.
In dit boek zijn de stukken gebundeld die Arjan den Boer schreef over verdwenen horeca voor DUIC, aangevuld met extra afbeeldingen zoals menu’s en reclames. Aan de hand van historische bronnen zoals krantenberichten beschrijft hij de geschiedenis van 25 bekende zaken, met speciale aandacht voor het gebouw en het interieur. Aan deze verhalen voegde Ton van den Berg er nog eens 25 toe, geschreven op basis van gesprekken met oud-uitbaters en herinneringen van klanten. Zij hadden vaak ook nog foto’s. De persoonlijke verhalen en de meer feitelijke stukken geven samen een rijkgeschakeerd beeld van de Utrechtse horeca in de 20e eeuw.
Vertrouwde buurtcafés verdwenen, geliefde snackbars sloten en nieuwe ‘horecaconcepten’ namen de plaats in van bistro’s en Chinese restaurants. Aan bod komen tearooms voor deftige dames, bars met gekke namen, dancings en cabarets, ijssalons en poffertjeskramen. Een vegetarisch hotel en een ‘foute kroeg’ voor NSB’ers ontbreken niet. Sommige zaken liggen nog vers in het geheugen, zoals Broodje Ploff en De Witte Ba ons. En waar was eigenlijk de eerste automatiek van Utrecht?
Bindwijze: Hardcover
Verschijningsjaar: 2022
Aantal pagina’s: 240
Hoofdauteur: Arjan den Boer
Tweede Auteur: Ton van den Berg
Hoofduitgeverij: Duic
Gewicht: 1773 g
breedte: 248 mm
hoogte: 25 mm
lengte: 308 mm
EAN: 9789090365602
De teksten in dit boek zijn deels bewerkingen van stukken die verschenen in De Oud-Utrechter (2011-2014). DUIC (2021) en Nieuws030.nl (2022).
Meer herinneringen aan verdwenen Utrechtse horeca te delen?
Stuur ze naar: info@utrechtseberg.nl
Uitgave: Stichting Journallab i.s.m. DUIC (De Utrechtse Internet Courant)
Vormgeving DDK: Basisontwerp: Tino Stuijt. Vormgeving: Iris Korbee, Joost Aalbers en Madelein Wijsman
Productie en distributie: Joris Daalhuisen, Pierre Schoonhoven, Simone Straten, Lisanne Donkersloot en Femke Sand
Met dank aan: Marja Berkhoff-Rozendal, Vincent Dirksen, Dick Goosen, Marcel Kochen en alle geïnterviewden
Dit boek werd mede mogelijk gemaakt door: voordekunst. Journallab, DUIC, Prins Bernhard Cultuurfonds, DDK Creative Marketing
Inhoudsopgave: