Voorleesbeurt

Utrechts Nieuwsblad, 22 februari 1994

De legendarische Amsterdamse poëzieboekhandel / Uitgeverij / festiviteitenclub Perdu vierde onlangs [Red.: 17 februari 1994] haar tiende verjaardag met onder andere een avond getiteld Trouvailles. Vijf eminente critici mochten op die avond ieder een ‘jong veelbelovend talent’ meenemen en inleiden, waarna de nieuwbakken auteurs zouden voorlezen.

Zoals in China de oudjes het voor het zeggen hebben, zo geldt in de Nederlandse literatuur dat achtentwintigjarige schrijvers voor heel jong en veelbelovend doorgaan, en daarom was het niet vreemd dat Vrij Nederland-critica Jessica Durlacher mij vroeg haar ’trouvaille’ te zijn.

Mijn ongeluk was dat ik als allerlaatste stond geprogrammeerd, en dat er dus een reeks van schrijvers en dichters vóór mij het publiek had mogen bedwelmen met smaakpapil- en slaaporgaanstrelende woorden. Het publiek, een verzameling beminnelijke ‘literatuur-correcten’, hoorde de verhalen van enkele schrijvers welwillend aan. De enige echte ’trouvaille’ van die avond, de toekomstige tweeëntwintigjarige debutant Arnon Grunberg, werd terecht bejubeld en toegeschreeuwd, want zijn humoristische verhaal over zijn zieke vader was adembenemend mooi en grappig. (Hou die jongen in de gaten!)

Het was daarna mijn zware taak om de avond af te sluiten. Jessica Durlacher vroeg me een ongepubliceerd verhaal voor te lezen, en dit stelde me voor het volgende probleem: ik had maar één nieuw verhaal, en dan ook nog eens een heel erg goor nieuw verhaal, een opdrachtstuk voor een verzamelalbum over De Zeven Hoofdzonden. In dat verhaal ligt het perspectief bij een eenentwintigjarig meisje, maar zo dat iedereen onmiddellijk denkt: ja, dat is dus door een jongen geschreven. Het thema is hebzucht, wat erop neerkomt dat het meisje eigenlijk alleen maar mannen wil hebben. Het loopt uit de hand als ze naakt op een dakterras begint te fantaseren over een feest waar alle jongens waren met wie ze naar bed was geweest. Op het eind van dat feest weet ze namelijk al die jongens (het zijn er een luttele vierentwintig) in één ruimte bij elkaar te brengen, waarna ze een lange toespraak houdt en zich uiteindelijk met alle vierentwintig tegelijk diverteert (eh, met hen naar bed gaat dus).

Volkomen overtuigd van mijn eigen genialiteit stapte ik bij Perdu op het podium.

Rustig begon ik de laatste vier bladzijden van het lange verhaal voor te lezen. Ik pikte de toespraak mee waarin het meisje de jongens opdracht gaf voor het vrijfestijn en toen kwam ik bij daadwerkelijke seksuele handelingen. Jeumig.

Eén keer heb ik eerder meegemaakt wat er die avond in Amsterdam gebeurde: toen ik op de Oudegracht moest voorlezen bij de christelijke studentenvereniging SSR-NU.

Net als in Utrecht liet ik bij Perdu achteloos wat anagrammen van ktu, llu en kneuen vallen, waarna de zaal meteen letterlijk verstijfde. En bij de zin ‘me als een fakir wentelend op een penisbed’ klapte men helemáál dicht. Waar het daarvoor nog welwillendheid troef was, zag ik tijdens het voorlezen van mijn sekspassage (er deden maar vijfentwintig mensen aan de orgie mee!) grote gegeneerde ogen, zuchtende monden, wegkijkende hoofden, ja zelfs een intellectuele schrijfster die boos opstond en wegliep. Toen de scène was afgelopen (zoals het hoort bij goede seks waren de geliefden alle vijfentwintig tegelijk klaargekomen) oogstte ik een uiterst mager beleefheidsapplausje, waarna men mij tijdens de nazit hoofdschuddend en meelijwekkend het liefst vermeide. Een topprestatie, zou ik zo zeggen: ik heb anno 1994 in Amsterdam een zaal gechoqueerd met seks!