Pauze magazine, Nr 2, oktober 2001
Mannen (en vrouwen ook) verliezen tijdens hun leven bijna al hun vrienden. Een twintigjarige heeft gemiddeld tussen de vijf en tien echt goede vrienden, een dertigjarige heeft er vier, een veertigjarige drie, een vijftigjarige twee, een zestigjarige één en zeventig-, tachtig- en negentigjarigen nul. Ik ben vijfendertig, ik heb drieënhalf echt goede vrienden.
Sinds 1982 is mijn beste vriend en andersom een jongen die Bert heet. We zaten bij elkaar in de klas en later woonden we bij elkaar in het zelfde studentenhuis. Omdat Bert inmiddels weer in onze oude woonplaats Baarn woont heeft onze vriendschap een onvermijdelijke knauw gekregen. Vroeger zagen we elkaar iedere dag, maar nu proberen we elkaar iedere maand een keer te ontmoeten, maar er gaan maanden voorbij dat dit niet lukt. Sinds de dood van Berts broer Wouter, een jaar geleden, zien we elkaar weer vaker.
Deze Wouter kende ik voor ik Bert kende en ik was met hem eerder bevriend. Wouter en ik scheelden een paar maanden, we zaten bij elkaar in de klas en frequenteerden dezelfde linkskakkerige Baarnse scene. Die scene uit mijn jeugd is mijn ei, mijn basis, mijn oorsprong. Zonder die scene zat ik deze column nu niet te schrijven. Misschien dat ik zonder die groep op dit moment iets anders schreef, maar eerder beleidsnota’s of wetenschapsjournalistiek.
Er waren in Baarn in de eerste helft van de jaren tachtig, opa haalt herinneringen op, ongeveer tweeënzeventig linkse jongeren die elkaar allemaal kenden. We hadden linkse kakkers (zoals ik), punkers, hockeyers en artistico’s. De groep was erg hecht, wat onder andere kwam door twee gezinnen die in hun enorme gedeelde huis (en dito tuin) onderdak boden aan alle artistiek aangelegde knaapjes en meisjes, inclusief hun vier kinderen. Dat huis (‘de Wingerd’) diende als café, eetzaal, uitvalsbasis, redactieruimte, ontmoetingsplaats, hotel, feestkamer, bibliotheek, sporthal, gebruikersruimte, oefenlokaal en separeercel. Om deze Wingerd te eren heb ik in mijn roman Giph hat stamcafé van hoofdpersonages Monk, Thijm en Giph, De Wingerd genoemd. De Wingerd is dus géén café in Utrecht, hoewel ik regelmatig brieven of telefoontjes van mij onbekenden krijg waar ze De Wingerd kunnen vinden.
Wouter & Bert hadden in De Wingerd allebei omgang met een dochter des huizes (godzijdank niet dezelfde), en daarom waren zij beiden spil van de groep. Omdat artisticiteit een sociaal selectiecriterium was (hoe creatiever, hoe hoger de positie op de rots) waren Wouter & Bert zeer geliefd, hypercreatief als zij zich ontpopten. Wouter was muzikant & kunstenaar, Bert schrijver & filosoof. In mijn boek Planeet literatuur heb ik uitgebreid over deze tijd geschreven.
Wouter bleef musiceren, maar zijn kunstenaarskant ontwikkelde hij als vormgever pas echt. Hij ontwierp vele cd-hoesjes en deed ook de layout van een boek dat Bert en ik schreven: Het Literair Lees Kijk Knutsel & Doe Vakantieboek. Later begon Wouter zijn eigen webdesignbedrijf, waar hij keihard voor werkte, tot hij vorig jaar plotseling, vijfendertig jaar oud, werd getroffen door een fatale hersenbloeding. Daarmee stierf een vriend uit mijn jeugd. Niets blijft zoals het was, de Baarnse scene uit onze puberteit bestaat nu definitief niet meer.