Lees het Kerstverhaal Stille Kracht [Ronald Giphart]
1846
Het zijn de laatste dagen van het jaar en al sinds mensenheugenis kwamen onze voorouders in deze periode bij elkaar om de donkerte, de kou en de kwade geesten te verjagen. In onze contreien werd het feest ‘de joel’ genoemd, het joelfeest. We zijn hier om te joelen. Oude Germanen verzamelden zich tijdens Midwinter rond bomen die het hele jaar groen bleven, sparren en dennen, om het leven te vieren, te eten, drinken, feesten, zingen, dansen en het oude jaar te verjagen met het nieuwe.
Van oudsher was dit het feest waarin mensen elkaar verhalen vertelden. Dat is iets typisch menselijks: geen enkel ander dier doet het. Wij vertellen elkaar verhalen over onze oorsprong, over wat we hebben meegemaakt, over onze angsten, onze veroveringen, onze verlangens. Alles wat de mensheid ooit heeft bereikt begon met een verhaal. Vanavond staan wij in deze tot de verbeelding sprekende en eeuwenoude traditie.
Een van de verhalen die tijdens het Midwinterfeest werd verteld was dat over het paradijs, vandaar dat er met Kerst ‘paradijsspelen’ werden opgevoerd. En om dat paradijselijke verhaal luister bij te zetten versierde men de groene bomen waarbij men samenkwam met appels die zo glimmend waren dat boze geesten zouden schrikken van hun spiegelbeeld wanneer ze ernaar keken. Vandaag de dag hebben wij daar onze kerstballen aan te danken.
Misschien wel het beroemdste kerstverhaal is A Christmas Carol van de Engelse schrijver Charles Dickens, waarin een oude verbitterde vrek genaamd Ebenezer Scrooge in de nacht voor Kerst een aantal dromen heeft. Scrooge wordt bezocht door drie geesten: de geest van het verleden, de geest van het heden en de geest van de toekomst. Aan het einde van zijn doorwaakte nacht komt hij tot inkeer en ziet hij in dat er maar één ding is dat hem en de mensheid kan redden: liefde en een oprecht gevoel voor anderen.
De tijd waarin het verhaal van Scrooge speelde was er een van bitterde armoede en grote sociale ongelijkheid. Ook in ons land. Als de geest van het verleden ons hier zou bezoeken zou hij ons meenemen naar halverwege de negentiende eeuw, naar de verpauperde hoofdstad, waar velen een ellendig bestaan leidden als arbeider in een van de opkomende industrieën. Het is voor ons bijna niet te bevatten hoe gemeen het bestaan voor velen destijds was. Amsterdam leek in die jaren in niets op de vibrerende stad die het zou worden, en dat zeg ik als Utrechter. Voor velen was het bestaan verre van paradijslijk: voor hen was het grauw, zwaar en kort.
In 1846 besloot een groep van ongeveer honderdzestig artsen en chirurgijns het heft in eigen hand te nemen en iets aan deze nijpende situatie te doen. De medici richten het Algemeen Ziekenfonds Amsterdam op, met naast het welbegrepen eigenbelang als hoger doel ‘de belangen der mingegoede klasse in de dagen van ziekte op doeltreffende wijze te verzekeren’. Voor een bescheiden wekelijkse bijdrage zou iedereen, ieder gezin, zo volledig mogelijke medische hulp krijgen. Wat een streven was dat!
Laten we ons eens een kerstviering in 1846 voorstellen. Hoewel er geen schriftelijke bewijzen van zijn zullen er Amsterdamse artsen en apothekers zijn geweest die in de donkere laatste dagen van dat jaar het glas hebben geheven op een betere toekomst voor mensen die dat het hardst nodig hadden – ongewis van het feit dat wij honderdzeventig jaar later hun verhaal navertellen en gedenken.
1949
Hoewel ik uit een humanistisch – en dus niet gelovig – gezin stam heb ik voor u geprobeerd te verwoorden wat mijn kerstgedachte is. Terwijl ik hieraan sleutelde, dacht ik plotseling aan mijn vader en moeder. Ik stam uit wat ze vroeger noemden leen rood milieu’, Mijn oma werkte als kantinejuffrouw in de haven, mijn opa was journalist en er werden bij ons thuis nog ouderwets strijdliederen gezongen. Het kerstfeest was ons eigenlijk een gruwel, althans mijn vader, hoewel mijn moeder daar anders over dacht. Zij vreesde dat mijn zus en ik zouden worden gepest als we er niet aan mee zouden doen, en dus bedacht ze een tussenvariant: een progressief kerstfeest. Ze kocht het zieligste boompje dat ze kon vinden en hing dat vol met gepunnikte slingers en beschilderde mandarijntjes. Die heerlijke idiote jaren zeventig.
Mijn ouders waren kinderen van hun tijd. Soms probeer ik mijn eigen kinderen uit te leggen hoe Nederland is veranderd, wat er in slechts een eeuw tijd in de wereld is gebeurd. Het valt bijna niet te bevatten. In honderd jaar tijd: de invoering van het algemeen kiesrecht, de verschrikkingen van de Eerste Wereldoorlog, de economische crisis, de Tweede Wereldoorlog: de eerste helft van de twintigste eeuw legde grote wissels op de menselijkheid. Maar ook leg ik mijn kinderen uit hoe Nederland en Europa weer uit het dal klom, hoe er na de oorlogen een geest van vernieuwing waaide en een verlangen naar verbetering.
Denkend aan Scrooge’s geest van het verleden zie ik 1949 voor me, een kerstviering van gelijkgestemden. In Woerden werd dat jaar -bijna een eeuw na de oprichting van het Algemeen Ziekenfonds Amsterdam – een stichting opgericht voor mensen die niet lid konden worden van een ziekenfonds en dus niet altijd toegang hadden tot noodzakelijke medische zorg. Het bleek het startschot voor de club waar mijn ouders en later ook ikzelf klant van werden. De zogenaamde ‘onderbouw’ werd bediend vanaf 1846, voor de ‘bovenbouw’ kwam er het Zilveren Kruis. Wederom werd er het glas geheven op de toekomst en wederom ging het om onderlinge saamhorigheid en solidariteit.
Met mijn eigen kinderen, inmiddels ook al lang in het bezit van hun eigen Zilveren Kruis-kaart, heb ik jarenlang gestreden tussen een klein tegen-wil-en-dank-struikje-voor-de-vorm en een campy over-de-top-kerstboom. De laatste heeft gewonnen. Ook dit jaar hebben ze weer kirrend van plezier een sparrenboom opgezet, dat is een gebruik waarin ik geen enkele zeggenschap meer heb.
En dat hoeft ook niet meer. Wat ik inmiddels heb leren inzien, ondanks het feit dat ik nog steeds niet gelovig ben, hoe bijzonder deze tijd is. Een Amerikaans spreekwoord luidt ‘it’s not the size of the boat, it’s the motion of the ocean’, Het doet er niet toe hoe groot of mooi je kerstboom is en hoe glanzend de ballen: het gaat om liefde en samenzijn. En om eten, niet te vergeten.
Mijn ouders zijn inmiddels beiden dood, maar hun geest leeft voort. Mijn moeder had een levensmotto, geschreven door de socialistische dichter Albert Verwey in een strijdlied genaamd Gij en wij saam. Ik zal de regels citeren, omdat de woorden klinken als een kerstwens:
Wie waarlijk leeft heeft in zijn hart
een onvernietigbare veer, een stille kracht,
die iedere weerstand tart.
Geen naam, geen leer of tijd
slechts de wil om sterker te zijn dan leed en smart.
Aanvaard uw taak, volvoer haar stil,
heb lief en hoop en wees bereid.
2016
Kerst is de tijd dat mensen bij elkaar komen en elkaar verhalen vertellen. Het grote overkoepelende verhaal is natuurlijk het verhaal van het kindeke in zijn kribbeke. Het verhaal dat ik hier met u wil delen is een persoonlijk verhaal, over mijn eigen kindeke en over de gezondheidszorg. We zijn al geweest in 1846 en daarna zijn we gestopt in 1949 – en nu worden we bezocht door de geest van het heden.
Sommige kinderen worden te vroeg geboren, mijn jongste zoon werd te dik geboren. Paars en levenloos lag hij twee uur na zijn bevalling op ons ouderlijk bed, en onze verloskundige was al vertrokken. Onze toegesnelde buurvrouw, hoofd van de SEH van het dichtstbijzijnde ziekenhuis, vroeg of ik kon autorijden, want ze had geen zin om op een ambulance te wachten. Ik heb als nachtportier in een ziekenhuis vele reanimatie-cursussen gedaan, dus scheurend door Utrecht zag ik waarmee ze bezig was.
Eenmaal in het ziekenhuis werd mijn zoon aangesloten op tientallen apparaten. Verderop in het vertrek stonden andere ouders. Ik voelde me een indringer en sloeg mijn ogen neer. Dit was niet mijn wereld, ik was een buitenstaander die hier snel weg zou zijn.
Zes weken later zat ik met mijn laptop op schoot en ik schreef dingetjes op. Een van mijn aantekeningen luidde: Hij glimlacht in zijn slaap. Hoe simpel deze vijf woorden, toch waren ze verbijsterend. Met ingehouden adem keek ik naar het tevreden trekje van zijn mondhoeken, en daarna begon ik te zuchten. Dat het mogelijk was om in deze situatie nog te glimlachen doet me slikken en tranen wegknijpen. Hij lag welgeteld aan vijftien snoeren, lijnen, draden en slangen. Hij had hartslagplakkers op zijn borst, er zat een voedingssonde in zijn ene neusgat en een beademingstube in zijn andere, hij kreeg infusen op vier plaatsen in zijn lichaam, zijn bloeddruk werd gemeten, hij had een bloedaftappunt uit een vat in zijn lies, er plakte een lampje aan zijn grote teen, zijn pies verdween via een slangetje naar een plastic opvangzak en in zijn kont zat permanent een thermometer – en toch lag hij te glimlachen. Het zal de morfine zijn, zei de zuster. Vandaar ook zijn trillende onderlipje, legde ze uit. Dat is de onderlip van iemand die high is van een shot verdovend middel. Zes weken was hij nog maar, en nu al aan de drugs.
Een paar weken later wisten de artsen wat mijn jongste zoon parten speelde, eindelijk, waarna ze op zoek gingen naar wat ze zelf noemden leen cowboy die de operatie aandurfde’. Mijn vrouw verafschuwde dat woord, maar ik begreep het volkomen. Er was een rouwdouwer nodig, die niet bang was om zijn colt te trekken en de ongewenste gringo te verjagen. Wat is het verschil tussen God en een chirurg? God weet dat hij geen chirurg is. Dit grapje hoorde ik op de dag van mijn zoons operatie. De cowboy in kwestie, een gedistingeerde man van tegen de zestig, redde het leven van mijn zoon.
Anderhalve maand later verliet mijn jongen gezond het ziekenhuis. Wat mij achteraf het meest verbaasde aan dat bundeltje weerbarstige tumorcellen in zijn buik was hoe snel alles ontzettend onbelangrijk was geworden, mijn carrière, boeken, de dagelijkse waanzinnigheden… Op één ding na: liefde voor hem en voor elkaar. Wat mij ook verbaasde was hoe bijzonder zijn zorg was geregeld, hoe er voor, maar ook achter de schermen werd gewerkt aan zijn herstel. Al die tijd dat hij in het ziekenhuis lag, met al zijn behandelingen, zijn helikoptervlucht en alles wat hij nodig had, heb ik mij over financiën niet één keer zorgen hoeven maken en heb ik niet één keer contact gehad met mijn ziektekostenverzekeraar, toevallig het Zilveren Kruis. Ook dat is hoe wij onze gezondheidszorg hebben georganiseerd.
Inmiddels is hij tien, mijn kindeke, en heeft hij al zijn demonen overwonnen. Kerngezond is-ie, en het allermooiste: hij glimlacht nog steeds in zijn slaap.
2046
Een tijdje terug vertelde een kennis mij een aangrijpend verhaal. Hij werkte als cardioloog in een ziekenhuis en op een dag kwam er een oude baas met zijn dochter bij hem op het spreekuur. Hij in de negentig, zij in de zeventig. Standaardonderzoek liet zien dat het cholesterol van man een beetje was verhoogd.
‘Wat is er aan de hand?’ vroeg de cardioloog.
‘O,’ zei de oude man, lik heb de laatste tijd wat meer kaas gegeten.
‘Wat meer kaas… Oké. Nou, dan verhogen we uw cholesterolmedicatie,’ zei de arts. Toen de bejaarde baas opstond om weer te vertrekken, vroeg de cardioloog: ‘Wat is dat nou eigenlijk met die kaas? Ga eens even zitten.’
Op dat moment begon de oude man te huilen. Hij was een paar jaar daarvoor zijn vrouw kwijtgeraakt en van hem hoefde het leven niet meer. Hij dacht: als ik maar genoeg kaas eet, dan stijgt mijn cholesterol en krijg ik vanzelf een hartaanval. Suicide by cheese. Het viel de cardioloog te eren dat hij dat had ingezien. Zorg is voor een deel mensenwerk en zal dat altijd blijven – ook in de toekomst.
Laten we daar eens naar kijken. We hebben het verleden gehad, we zijn gestopt in 1846, in 1949 en in het heden – en nu is het woord aan de geest van de toekomst. Hoe zal de zorg er in 2046 uitzien? Wat zal er gebeuren met ziekenhuizen, als die dan nog bestaan, met medische behandelingen, met het vergaren van data?
Dit is wat deskundigen voorspellen: caring wordt in de toekomst steeds meer sharing en het onderscheid tussen zieken en gezonden zal allengs vervagen. Sociale netwerken zullen worden ingezet om de onderlinge solidariteit tussen mensen steeds meer te vergroten. Een van de grote veranderingen wordt het gebruik van smartphones, tablets en apps. Alle organen en alle mogelijke uithoeken van het lichaam zullen permanent worden gemonitord, geanalyseerd, gereguleerd, waar mogelijk op afstand. Big health data zullen in 2046 zorgen voor een sterk toegenomen kennis over alle mogelijke ziekten, kwalen, preventies en medicaties.
De moleculaire geneeskunde en nanotechnologie zullen zorgen voor steeds verfijndere diagnoses. Operaties vinden steeds meer thuis plaats. Hoe meer we weten, hoe gezonder we worden. Er komt iHealth, precision medication, precision food, precision sport en precesion lifestyle. We gaan letterlijk voor onszelf en onze naasten zorgen.
Maar misschien wel de grootste verandering in 2046 ten opzichte van het heden wordt het centraal stellen van geluk, niet alleen in de zorg, maar overal: in werk, wonen en leven. Zorg wordt happiness centred en humor, plezier en geluk worden middelen om ziekten te genezen en te voorkomen. In vroeger tijden hoorde zorg vast bij het dagelijks leven en in 2046 zal de cirkel zich weer sluiten: het dagelijks leven zal de zorg overnemen, in plaats van dat de zorg het dagelijks leven domineert.
Natuurlijk is dit toekomstmuziek, we kunnen voorspellen wat de komende dertig jaar ons gaat brengen, maar zeker weten doen we het natuurlijk niet. Wat we wel met een aan zekerheid grenzende stelligheid kunnen beweren is dat in 2046 zo omstreeks dit tijdstip en misschien wel op deze plek mensen bij elkaar komen om met elkaar te ontkomen aan de furie van de winter en terug te blikken op het voorgaande jaar, vooruit te kijken op de tijden die gaan komen en elkaar oprecht geluk en gezondheid toe te wensen – en dat is precies wat ik voor u wens.
Ronald Giphart
Eind.
Het Zilveren Kruis Kerstevent vond plaats op 19 december 2016 in het Muziekgebouw aan ’t IJ te Amsterdam, in samenwerking met:
Dit boek is niet op een regulier manier te krijgen. Ik heb het van Giphart zelf gekregen.
Titel: Zilveren Kruis Kerstevent 2016
Jaar: 2016
Druk: 1ste
Pagina’s: 26
Kerstverhaal: Ronald Giphart
Titel kerstverhaal: Stille Kracht
Afmetingen: 25,6 x 20,3 x 1 cm
Gewicht: 339 g
Type: Hardcover met stofomslag