Die mooie zomer

By hans, 21 juni 2024

Elf verhalen over vakantieliefdes

Cucumber Limegrass Smash

1.

Een zomerse avond. Aan de lange bar van een hippe loungeclub zit Pier, een man van in de dertig, achter een cocktail. Er klinkt zoet geroezemoes, dat af en toe wordt overstemd door zachte cooljazz. Hij is hier voor het eerst. Zijn telefoon ligt op de toog, maar die heeft hij nog niet gecheckt. Toen Pier aankwam in de bar zat er op de kruk naast hem een toerist, die driftig in gesprek was met zijn mobiele telefoon. De man sprak iets van Zweeds, Pier kon er niets van verstaan.

Nu de man weg is probeert Pier zich een houding te geven. Hij kijkt om zich heen naar de flessen whisky en ander gedestilleerd, die dankzij de wandverlichting amberkleurig opschijnen. Hoe vaak hebben mensen hier niet in hun eentje aan de bar gezeten, worstelend met de vraag hoe ze zich een houding moesten geven, wachtend op het verstrijken van de avond, wachtend op aanspraak, op vertier, een luisterend oor, troost.

‘Is deze plek vrij?’

Een warme, vrolijke stem. Naast Pier staat een vrouw, hij schrikt ervan. Ze is mooi gekleed, maar niet overdreven. Ze heeft klasse en stijl, en de outfit die ze draagt heeft zowel iets behoudends als iets extravagants. Haar armbanden rinkelen als ze wijst op de plek naast hem.

‘Ja, natuurlijk, ga zitten,’ zegt hij. Hij maakt een uitnodigend armgebaar, waar hij direct spijt van heeft. Het oogde te gretig, alsof hij hier eenzaam zat.

‘Misschien zat er iemand op deze kruk…’ zegt de vrouw.

‘Net wel, maar nu niet meer,’ zegt Pier.

De vrouw neemt gracieus plaats op de kruk.

‘Hij voelt niet warm,’ zegt ze.

‘Wat?’

‘De kruk,’ zegt de vrouw. ‘Voelt niet warm… Van de billen van iemand anders, bedoel ik.’

Ze kijkt hem ontwapenend glimlachend aan.

‘O, dat verbaast me,’ zegt Pier. ‘Er zat net een stevig gebouwde toerist, die echt over die kruk zakte.’

Hij kijkt haar met een kleine glimlach aan.

‘Oké…’

‘Anderhalf uur lang heeft hij mompelend voor zich uit gekeken.’

‘En dat heb jij anderhalf uur lang bekeken?’ Ze kijkt hem plagend aan.

‘Ja, ik heb inderdaad anderhalf uur lang in ademloze bewondering toegekeken hoe iemand anderhalf uur lang strak voor zich uit keek. Mag ik je iets te drinken aanbieden?’ Pier schrikt van zijn eigen daadkracht. Hij vraagt zich af of hij ooit in een café een onbekende vrouw iets te drinken had aangeboden. De vrouw aarzelt.

‘Eh, nou nee. Ik wacht op een vriendin. Ze heeft hier in de buurt een zomerhuis en we gaan zo de stad in. Deze bar is ons vaste afspreekpunt. Maar lief dat je het aanbiedt.’

‘Oké, no offence.’

Pier kijkt voor zich naar het amberkleurige schijnsel uit de flessen, terwijl de vrouw haar mobiele telefoon checkt.

‘Oké, één drankje kan wel, denk ik,’ zegt ze. ‘Mijn vriendin appt me net dat ze verlaat is.’

Pier veert op, maar wil niet te enthousiast klinken.

‘Ah, prima. Wat drink je?’

De vrouw zegt dat ze het liefst een niet te zoete witte wijn drinkt. Ze steekt haar hand naar Pier uit en stelt zich voor.

Carry heet ze.

‘Eigenlijk Caroline, maar iedereen noemt me Carry.’

‘Ik vind Caroline ook een mooie naam,’ zegt hij. Pier wenkt een barman en bestelt een glas sauvignon blanc. ‘En doe voor mij nog maar een Cucumber Limegrass Smash,’ zegt hij, knikkend naar zijn bijna lege cocktailglas.

Carry lacht. ‘Een wat?’

‘Cucumber Limegrass Smash. Een of andere groene zomerse cocktail met vitaminen én alcohol. Heb ik het gevoel dat ik mijn gezondheid niet verwaarloos. Daarbij heb ik iets te vieren.’ Hij probeert haar uitdrukkingsloos aan te kijken, maar heeft toch een geamuseerde blik.

‘O, je verjaardag?’ roept Carry iets te uitgelaten.

Terwijl de ober begint met het shaken van de cocktail, buigt Pier zich naar Carry toe.

‘Nee, iets zakelijks. Ik heb kreeg vandaag een mooie mail over een of andere deal, volstrekt oninteressant.’

Ze knikt.

‘Maar wel zo interessant dat je jezelf hier aan de bar verwent.’

‘Ik heb hard gewerkt. Ik heb recht op mijn komkommercocktailtje.’

De ober zet voor Carry een glas wijn neer en voor Pier een nieuwe cocktail.

Carry pakt haar glas en ruikt aan de wijn. ‘Slaap je in het hotel hier? Proost…’

Pier houdt zijn glas omhoog en zegt: ‘Cheers…’

Er valt een korte stilte, waarin ze beiden drinken van hun glas.

2.

De zomerse avondglans is inmiddels in de ruimte neergedaald en de muziek is van zachte cooljazz omgezet naar lounge-hiphop met wat meer pit. De gasten aan bar zijn ongemerkt harder gaan praten. Carry en Pier zijn dichter tegen elkaar gaan zitten. Om hen heen toeristen, zakenmannen en stelletjes.

‘En zit je altijd alleen aan een bar? Moet je voor je werk vaak op pad?’ vraagt Carry. ‘Lijkt me zwaar om altijd alleen op je hotelkamer te verblijven. En het lijkt me moeilijk om in je eentje aan een bar te zitten. Het heeft iets eenzaams.’

‘Af en toe. Het is geen straf, hoor,’ zegt Pier en hij liegt niet. Hoewel het niet vaak voorkomt vindt hij het aangenaam zo nu en dan eens helemaal alleen te zijn, los van zijn vrouw en de wereld.

‘Als ik te nieuwsgierig ben, moet je het zeggen, hè?’ zegt Carry. ‘En als je liever alleen wilt zijn ook. Dat snap ik heel goed.’

Pier reageert vriendelijk. Bemoedigend zegt hij: ‘Nee hoor, juist niet. Ik vind het aangenaam met je te praten.’

Carry neemt een slok van haar sauvignon blanc.

‘En vindt je vrouw het leuk dat je zo vaak van huis bent?’

Ze vraagt het tussen neus en lippen door, en de vraag blijft hangen boven de bar.

‘Mijn vrouw?’

Carry kijkt Pier spottend aan.

‘Je bent getrouwd… Dat zie ik aan je trouwring.’

Pier kijkt naar zijn hand.

Damn, die vervloekte trouwring ook altijd. Ik moet af en toe weg van huis, voor werk. Maar mijn vrouw is ook wel eens de hort op. Dat is het leven dat wij leiden.’

Carry knikt.

‘Oké…’

‘Oké…’

Samen luisteren ze naar de geluiden in de bar.

‘En spreekt je vrouw dan ook met onbekende mannen in hotelbars?’

Pier kijkt haar aan.

‘Dat zou… zo maar kunnen… Daar ben ik nooit bij.’

Carry wil weten wat hij daarvan zou vinden.

‘Als mijn vrouw práát met een andere man?’ zegt hij. ‘Praten moet toch kunnen?’

Carry knikt.

‘Praten moet kunnen.’

Na een tijdje durft Pier te vragen: ‘En jij?’

‘Wat?’

‘Spreek jij vaker onbekende mannen aan in een bar?’

Ze lacht hem uit.

‘Eh… Als vrouw in een bar word je vrij snel aangesproken. Daarvoor hoef ik het initiatief niet te nemen.’

Pier knikt en denkt na. Hij heeft ondertussen naar haar hand gekeken, en hoewel ze een paar ringen draagt ziet hij er geen trouw- of verlovingsring tussen zitten.

‘Mag ik jou wat vragen?’ zegt hij. ‘Ben jij… Als ik dat mag vragen: ben jij bemand?’

‘Be-wat?’

‘Ben jij bemand? Heb je een man? Een vriend. Een amant. Een partner. Een gade. Een spouse. Een levensgezel.’

Wederom lacht ze hartelijk. Pier begint te vallen op haar lach.

‘Waarom wil je dat weten?’

‘Jij vroeg het ook aan mij.’

‘Dat is waar,’ zegt ze. ‘Ja, ik ben bemand. En ik ben moeder van drie kinderen. Jij?’

Pier zegt: ‘Ik ben ook moeder van drie kinderen.’

Carry schatert door de bar. Als ze is uitgelachen, zegt Pier dat hij echt drie kinderen heeft. Ze vraag hoe oud die van hem zijn.

‘Zestien, veertien en elf’

‘Nou ja! De mijne ook! Precies die combinatie.’

Pier kijkt haar met grote ogen aan.

‘Wat een toeval,’ zegt hij. ‘Dat schept een band.’

Het klinkt als een flauwe pickup line, maar hij meent het.

3.

Timeleap. De avond is definitief ingetreden. Wederom is de muziek in de bar veranderd. Er worden nu bekende popsongs gedraaid, nummers die door sommige gasten in de lounge worden meegeneuried of zelfs gezongen. Pier zit inmiddels aan zijn derde Cucumber Limegrass Smash. Carry buigt zich naar zijn cocktailglas en zegt: ‘Mag ik eens proeven van jouw komkommersapje? Je hebt er al twee op, ik wil wel eens proberen.’

‘Wat?’

‘Mag ik van jouw sapje proeven?’

Pier schuift zijn glas in haar richting.

‘Hier, neem mijn rietje, die heb ik nog niet gebruikt.’

Elegant neemt ze een slokje van de zomercocktail.

‘Hij is lekker!’ roept ze, alsof ze had verwacht dat het bocht niet te drinken zou zijn.

Pier reageert direct. ‘Wil je er ook één?’

‘Nee, ik heb nog een half glas wijn.’

‘Kom, spring uit de band,’ zegt hij. ‘Je vindt het echt lekker, dat zie ik gewoon aan je. Het zoete, het zure, het zachte, het zwoele… Dit drankje heeft alles.’ Tegen de barman zegt hij: ‘Mag ik nog zo’n Cucumber Limegrass Smash?’

‘Lekker, hoor…’ zegt Carry.

De barman gaat direct aan de slag met Hendrick’s Gin, vlierbessenlikeur, limoensap, siroop, komkommer en spuitwater. Hij maakt de cocktailglazen mooi op met crushed ice en mintblaadjes. Samen bekijken Carry en Pier zijn bezigheden. Pier broedt ondertussen op een vraag, maar durft hem aanvankelijk niet te stellen.

‘Jij bent toch niet…’ zegt hij uiteindelijk.

‘Wat?’

Hij kijkt naar haar glimlach en probeer haar blik te peilen. Ze geeft zich niet makkelijk prijs.

‘Nee, sorry…’ zegt hij.

‘Wát?’

Hij wuift zijn eigen vraag weg. ‘Ik had een heel foute gedachte… Sorry.’

‘Je had een heel foute gedachte,’ zegt ze. ‘Nu ben ik toch wel erg nieuwsgierig.’

Ze kijkt hem glimlachend aan, maar hij reageert niet.

‘Wat?’ zegt ze, hem aansporend.

‘Jij bent toch niet een vrouw… die eh… zakenmannen in hotelbars aanspreekt… Voor eh…’

‘Voor wat?’ Carry kijkt hem met grote ogen aan. ‘Voor wat?’ zegt ze nog een keer.

‘Sorry!’

‘Denk je dat ik een prostituée ben op zoek naar een klant?’ Ze zegt het met enige stemverheffing.

Pier is bang dat andere gasten in de bar naar hen zullen kijken, maar iedereen houdt zich zo te zien alleen met zichzelf bezig.

‘Nee nee, sorry, dat denk ik helemaal niet, ik vroeg me af…’

‘Jezus, zie ik eruit als een callgirl?’

Pier put zich uit in verontschuldigingen. Natuurlijk ziet ze er niet uit als een callgirl, al zou hij ook weer niet weten hoe zo’n vrouw er precies uitzien. Bij eencallgirl stelt hij zich een dame voor met platinablond haar en een Pools accent.

‘Nee nee nee… ik wou dat ik het niet gezegd had, het was alleen zo dat ik heel even…’

De barman zet een verse Cucumber Limegrass Smash voor Carry neer.

‘Maar ik ben het wel…’

Ze zegt het snel en afgemeten, waarna ze een slok neemt. Pier denkt even even dat hij het niet goed heeft verstaan. Zijn adem stokt.

‘Wat?’

‘Een callgirl. Ik ben het wel. Je denkt toch niet dat ik hier echt op mijn vriendin zit te wachten en jou dan aanspreek? Proost, overigens.’

Hij kijkt haar aan en probeert zijn verbijstering niet te tonen.

‘Proost. Nee toch? Jij bent toch geen…’

‘Waarom niet? Waarom zou ik dat niet zijn?’

‘Je bent moeder van drie kinderen.’

Ze lacht hartelijk.

‘Kunnen callgirls geen kinderen hebben?’

Ze horen beiden het bliebje van een mobiele telefoon. Carry’s toestel licht op.

‘M’n vriendin… Eindelijk…’

Ze pakt haar mobieltje en bekijkt het bericht.

‘Eh… O… Het spijt haar echt verschrikkelijk. Haar auto heeft panne, blablabla. Ze moet wachten op de wegenwacht. Staat al anderhalf uur langs de snelweg. Het gaat heel laat worden… Nou, daar ben ik mooi klaar mee.’

Pier kijkt haar met enige opluchting aan.

‘Dus toch geen callgirl?’

Carry haalt haar schouders op.

‘Nee… Gewoon een braaf meisje dat zit te wachten op haar vriendin. Die niet meer komt.’

Ze neemt een slok en samen luisteren ze naar een nummer van Robby Williams.

‘Had je me ingehuurd als ik het wel was?’

Zwijgend kijkt hij haar aan.

‘Eh…’

Hij weet niet wat hij moet zeggen, omdat hij het echt niet weet.

‘Had je me ingehuurd?’

‘Dat eh… Ik…’

‘Heb je weleens een escort op je hotelkamer gehad, toen je ver van huis was? Nogmaals, als ik té nieuwsgierig ben, moet je het…’

‘Nee, dat heb ik nooit gedaan,’ zegt hij. ‘Maar, onder ons gezegd, niet uit principe.’

‘Nee?’ vraagt ze.

Hij schudt zijn hoofd. ‘Ik ben er gewoon te schijterig voor, vrees ik.’

Lachend werpt ze hem een spottende blik toe. ‘Te schijterig? Had je het wel gewild?’

Lang denkt hij na. ‘Weet ik niet… Nee.. Nou… Nee.’

Carry neemt een slok van haar drankje en zet haar glas met een klap neer. ‘Als ik een man was, zou ik het zeker een keer hebben gedaan.’

‘Echt?’

‘Ja natuurlijk. Hoe makkelijk is het? Je bent in een vreemde stad, je belt een bureau, er komt een mooie vrouw en dan heb je seks. Je hoeft haar niet te versieren. Geen gedoe met afwijzingen, verliefdheden of gekrenkte gevoelens. Je geweten wordt niet belast. Ik zou het wel weten.’

Pier knikt en denkt na. ‘Denk je er echt zo over? Voor jullie vrouwen is dat toch veel makkelijker? Jullie hoeven maar gewoon een bar binnen te lopen en met je vingers te knippen…’

‘… en de zakenmannen dienen zich aan!’ Carry’s lacht klinkt door de bar.

Bedachtzaam neemt Pier een slok van zijn cocktail. ‘Ben jij weleens met een andere man geweest dan je eigen man?’ vraagt hij. ‘Als ik té nieuwsgierig ben, moet je het zeggen, hè?’

Glimlachend kijkt ze voor zich. ‘Denk je dat ik dat zou vertellen aan een onbekende?’

‘Misschien…’

‘Jij?’

‘Of ik dat zou vertellen aan een onbekende?’

Even is het stil.

Carry vraagt hoe lang hij eigenlijk met zijn vrouw is. Pier zegt: ‘Een jaar of vijftien… En jij?’

‘Ik ook zoiets!’ roept ze. ‘Wat een toeval weer.’

‘Nou ja…’

4.

Er klinken rustige, romantische klanken in de bar. Aan een tafeltje verderop zit een verliefd stelletje. Daarachter een echtpaar dat zo te zien al jaren bij elkaar is en elkaar alles heeft gezegd wat er te zeggen valt. Lusteloos zitten de man en de vrouw achter een glas wijn te zwijgen. Carry en Pier zitten nog steeds naast elkaar en ze praten. Hoe lang duurt hun gesprek nu al? Pier heeft gevraagd of ze niet terug naar haar man moet, maar ze legde hem uit dat die denk dat het een latertje kan worden, omdat ze aanvankelijk de hort op zou gaan met haar vriendin. Die dus afbelde, maar dat weet haar man niet.

‘Maakt hij zich nooit zorgen?’

‘Dat weet ik niet,’ antwoordt ze. ‘We zouden hem kunnen bellen, maar dat zou slapende honden wakker maken, vrees ik.’

‘Dan bellen we hem niet.’

Ze bespreken de echtparen om hen heen, het overduidelijk verliefde stel en de mensen die al zo te zien hun halve leven samen hebben doorgebracht.

‘Als…’ zegt Carry, een slok nemend van haar inmiddels derde – en laatste! – Cucumber Limegrass Smash. ‘Luister… als je lang met iemand bent, worden al je wensen op alle gebieden vervuld. Maar het verlangen blijft. Soms… Je moet oppassen dat de sleur je niet uit elkaar drijft.’

‘Ja, dat gevaar bestaat. Maar sleur kan je ook bij elkaar houden. Ik vind sleur an sich geen onaangename emotie. Er zijn maar weinig mensen met wie je zo vertrouwd bent dat sleur iets is om naar uit te kijken.’

‘Maar als het leven alleen uit sleur bestaat, dan is dat niet genoeg om te blijven leven. Sleur is een flatline, het gaat in het leven om de pieken en de dalen.’

‘Waar ik weleens mee worstel…’ zegt Pier, en hij denkt na over wat hij gaat zeggen. ‘Is er een verschil tussen iets willen en het níét doen, en iets willen en het wél doen?’

‘Hoe bedoel je?’

‘Als je iets wil, maar je doet het niet, is dat dan even erg als iets willen en het wel doen?’

‘Mijn man denkt van niet. Voor hem is iets willen op zich minder erg dan de uitvoering van het verlangen.’

‘Voor mijn vrouw geldt dat ook.’

Carry kijkt Pier samenzweerderig aan.

‘Ik zal je iets opbiechten…’ zegt ze.

‘Eindelijk!’ roept hij. ‘Wat heb je op je kerfstok?’

‘Ik was in Parijs voor een congres, en ik moest met de metro. Het voertuig was echt afgeladen met congresgangers. Ik stond ingebouwd tussen allemaal mannen, terwijl de metro schokkend over de rails ging. In het Frans heet het frottage…’

‘Hoe heet het?

Frottage, tegen elkaar aanwrijven. Er was een man, een aantrekkelijke man, die erg dicht tegen me aanstond. Daar kon hij niets aan doen. Terwijl hij tegen me aanhing raakte ik, per ongeluk zeg ik erbij, per ongeluk, met mijn vingers zijn kruis aan. Ik had het niet door. Echt niet.’

Pier lacht schamper. ‘Natuurlijk niet. En hoe reageerde die klerelijer?’

‘Eerst voelde ik zijn verbazing. Toen kreeg hij een erectie. Dat merkte ik.’

Pier kijkt haar met grote, bijna boze ogen aan. ‘Jezus. Er stond een man met een stijve tegen je aan. En toen? Wat heb je gedaan? Hoe was dat?’

Carry neemt een slok van haar drankje en kijkt om zich heen. Haar blik is ongenaakbaar. Duidelijk is dat ze dit aan nog niet veel mensen heeft verteld. ‘Ik stond perplex. Toen ik die metro uitstapte, leek het alsof ik drugs had gebruikt… Ik was verdoofd door een soort adrenaline, of endorfine…’

Pier vraagt of het geilheid was.

‘Ja, geilheid.’

Het woord blijft hangen.

‘Dus je werd er geil van?’

Lang kijkt ze hem in zijn ogen. ‘Heel geil.’

‘Was je met hem meegegaan?’ vraagt Pier.

Ze blijft hem in zijn ogen kijken.

‘Weet ik niet… Nee… Denk het niet. Zeker niet.’

‘Maar het had gekund?’

‘Ik weet het niet.’

Hoewel de muziek de ruimte vult, luisteren ze naar elkaars ademhaling.

Pier probeert Carry’s blik te vangen.

‘Als ik nu…’ zegt hij.

‘Wat?’

‘Als ik nu zou vragen of je met mij mee naar boven gaat, zou je dan meegaan?’

5.

Pier en Carry staan op de derde etage voor de kamer van Pier. De kamersleutel is een keycard die hij door een gleufje moet halen. Er klinkt een elektronisch geluid, waarna het slot van de deur zich automatisch opent. Pier laat Carry voorgaan in de kamer. Hij slaapt in een juniorsuite, met een zithoek en een groot rond bad. De verlichting is zacht, het grote televisiescherm speelt een onbestemd deuntje, vergezeld door de boodschap: ‘Very welcome, dear mister Jesserun, we hope you’ll enjoy your stay.

‘Is dat je achternaam? Jesserun?’

Pier knikt.

‘Mooie kamer…’ zegt Carry. Ze kijkt om zich heen. Op zich is er nog niets onoorbaars gebeurd. Oké, ze is op zijn kamer, maar dat kan ze nog moreel verantwoorden omdat ze geïnteresseerd is in hotelinrichtingen. En daarbij hadden ze lang genoeg in de bar gezeten.

‘Wil je wat drinken?’ vraagt hij.

‘Ik heb genoeg gedronken, genoeg om dit te doen.’

Ze zet een stap naar hem toe en omhelst hem. Even is er alleen maar de omhelzing, het moment dat ze elkaar beethouden, een handeling die wellicht niet op de verboden lijst staat, maar ook niet geheel onschuldig is. Hij vindt dat ze overweldigend ruikt en zij vindt dat juist van hem. Op het moment dat Pier zijn lippen naar de hare brengt weten ze beiden dat ze een grens overgaan.

Ze zoenen gepassioneerd en houden elkaar stevig beet. Zijn handen gaan over haar lichaam. Ze voelt zijn vingers op haar rug, haar zij, haar billen. Carry drukt zijn bovenlijf tegen zich aan. Als hij met een hand een van haar borsten pakt kreunt ze.

‘Ik ben zo opgewonden,’ fluistert ze. ‘Alles wat je vanavond zei was geil.’

Hij zoent haar nog wilder en pakt met een van zijn handen haar haar. Hij kijkt naar haar ogen, waar de kleur zich lijkt aan te passen aan haar stemming. Ze ruikt overweldigend, alles in de kamer is doordrongen van haar aanwezigheid. Ze vult de ruimte en hij stelt – bijna verbaasd – vast dat ze zo knap is, en grappig, warm, eerlijk, puur. Hij laat zich overdonderen door haar lach, haar gezicht, haar lichaam, haar borsten. Met de toppen van zijn vingers streelt hij haar hals, haar nek.

Ondertussen heeft zij een hand op zijn kruis gelegd. Terwijl Pier zijn handen over haar hele lichaam laat gaan, gaat zij meteen voor het lichaamsdeel waarin ze – ze wil het niet ontkennen – het meest is geïnteresseerd. Ze merkt dat Pier hard is in zijn broek, zijn erectie wordt gehinderd door twee lagen stof. Hij kreunt zacht als Carry door zijn broek heen zijn pik in haar hand neemt. Ze voelt hoe stijf hij al is.

Dan beëindigt Carry de omhelzing en neemt afstand. ‘Sorry, dit gaat wel heel snel.’

Ze slaakt een zucht en ook Pier herneemt zich.

‘Ja, sorry…’ zegt hij. Ook hij doet een stap van haar vandaan. ‘Ik eh… Wil je wat drinken uit de minibar? Zullen we even wat drinken?’

Carry roept: ‘Ja!’ Ze klapt in haar handen. ‘Ja, iets drinken… Drank! Doe maar zo’n kabouterflesje whisky. En dan ook met zo’n half-persoonszakje pinda’s erbij. Of zo’n Toblerone voor dwergen.’

Pier opent de minibar en kijkt naar het aanbod.

‘Het is goed om niet te snel van stapel te lopen,’ zegt Carry. ‘Als ik naar mijn lijf zou luisteren en niet naar mijn hersens, had ik je nu al in me gehad. Of in ieder geval in mijn mond.’

Pier slikt. ‘Damn,’ zegt hij en hij pakt met beide handen zijn riem. ‘Ik denk dat ik me niet meer kan inhouden.’

Als hij zijn broek opent, klinkt een mobiele telefoon.

Beiden kijken ze verschrikt op.

‘Ben ik dat?’ vraagt Pier.

‘Nee, ik ben het,’ zegt Carry. ‘Ik kan gebeld worden.’

Ze pakt haar tas en rommelt er even in. Als ze haar mobieltje heeft gevonden, neemt ze het gesprek aan.

‘Met mama,’ hoort Pier haar zeggen. ‘Hé, poeperd. Nee, dat geeft niks…. Dat is niet zo leuk voor je…’

Ze haalt haar oor bij de telefoon vandaan en zegt fluisterend tegen Pier : ‘Mijn oudste zoon…’

Ook fluisterend zegt Pier : ‘Ah…’

Carry gaat verder: ‘En de anderen slapen? Nee, het geeft echt niets. Er ligt paracetamol in de la bij het aanrecht… Heb je daar echt gekeken? En er lag geen paracetamol? Dat weet je zeker?’

Tegen Pier zegt ze, hem aankijkend: ‘Hij weet het zeker.’

Pier zegt, niet meer fluisterend: ‘Er ligt nog paracetamol in mijn bureaula…’

Carry knikt. ‘Hoor je dat?’ zegt ze tegen haar oudste zoon. ‘Papa zegt dat er nog paracetamol ligt in zijn bureaulade. Oké… Ga je die pakken dan? Als er nog wat is, bellen hè? En daarna meteen in bed, hè? Dag, poeperd.’

‘Ook namens mij,’ roept Pier.

‘Ook namens papa,’ zegt Carry.

Als ze heeft opgehangen kijken Pier en Carry elkaar lachend aan.

‘Zo,’ zegt Pier.

‘Ja,’ antwoordt Carry. ‘Waar waren we?’

‘Even denken. We waren bij het gedeelte dat jij me aan het opgeilen was met een verhaal over een of andere engerd in de metro.’

Carry glimlacht.

‘Terwijl jij eigenlijk hoopte dat ik een escortgirl was.’

‘Kom eens hier, mevrouw Jesserun… Je kunt je trouwring weer gewoon omdoen, hoor. Je merkte al op dat ik hem gewoon had omgehouden.’

‘Het leek me overtuigender om hem af te doen.’

Hij pakt haar beet en kust haar in haar hals.

‘Oeh,’ zegt Michelle gespeeld. ‘Dit gaat wel heel snel, dit hoor. Dit gaat wel heel snel…’

‘Dit is mijn versie van frottage.’

Michelle lacht, waarna Pier haar met overgave kust. Samen doen ze een paar stappen naar het bed, waarna ze zich laten vallen op het matras. Piers lippen zoenen Michelles hals.

‘Nog één ding,’ zegt ze. ‘Hoe kwam je in godsnaam op een Cucumber Limegrass Smash? Dat heb ik nog nooit gedronken.’

‘Ik ook niet,’ zegt hij. ‘Ik dacht: ik probeer eens iets zomers…’

‘Idioot… Kom hier,’ zegt ze en ze drukt zich tegen hem aan.

‘Wat had je te vieren vandaag?’ vraagt ze.

‘Wat?’

‘Je zei aan de bar dat je iets te vieren had vandaag.’

Pier knikt.

‘Dit.’

Eind!

Ach, die bitterzoete ervaring van een vakantieliefde… De opbloeiende spanning en de ontlading, vaak in een voorspelbaar decor van zon, zee en strand.
Maar als de dagen weer korter worden en de temperaturen dalen, eindigen de meeste vakantieliefdes in
betraande kussens. Toch zou niemand het willen missen, voor geen goud.
Het is een onderwerp dat uiteraard ook bij schrijvers bijzonder tot de verbeelding spreekt. In hun handen
worden vakantieliefdes grilliger, verrassender, heftiger, onwaarschijnlijker. De lezer mag bepalen of het fictie is, of dat hun verhalen misschien toch voortkomen uit eigen bitterzoete ervaringen.

Stukken geschreven door:

  • Marion Pauw – Goddamn cheeta
  • Bert Wagendorp – Juliette en Mario Uno
  • Renske Jonkman – Kiem
  • Roos Schlikker – Dag jochie
  • Ronald Giphart – Cucumber Limegrass Smash
  • Laura van der Haar – Kosmisch partnerschap
  • Arno Kantelberg – Tabitha
  • Malou Holhuijsen – Rotsbloem
  • Edwin Winkels – Een Spaanse coup
  • Elvin Post – Twisting by the Pool
  • Ingmar Heytze – Zomereiland

Bindwijze: Paperback
Oorspronkelijke releasedatum: 6 mei 2024

Product breedte: 135 mm
Product hoogte: 20 mm
Product lengte: 214 mm

Uitgeverij: Uitgeverij Brandt

EAN: 9789493319189 (tekening)

EAN: 9789493319165 (paraplu)

NUR: 303

Omslag: Moker ontwerp

Zetwerk: Zeno

Omslabeeld (paraplu): Arcangel / Robert Jones

Pagina’s: 224