De Margriet More Specials zijn jong van geest, boordevol informatie, maar liefst 120 pagina’s met een luxe uitstraling en een apart katern vol aanvullende informatie over sites, boeken, adressen, weetjes, etc. Margriet More verschijnt 6x per jaar, steeds met een ander thema. Met Margriet More krijg je meer. Mis er geen één!
Kerstverhaal: Ronald Giphart
Titel: Family room
Een mottige hotelkamer in een verregende achterafbuurt van Parijs… Niet de ideale setting voor kerstromantiek, toch?
Nee, ze was niet zwanger. Maar die grap maakten ze wel voortdurend. Was ze maar zwanger, dacht Mario, steeds als ze het erover hadden. Het was Kerstavond en de hele dag hadden ze gezocht naar een feestelijke plek om te slapen. In Nederland had Mario van internet een lijst geplukt met betaalbare bourgondische hotels voor een klein budget, een plek waar ze alle vijf op één kamer konden slapen, het kleintje in een wiegje, de andere twee in kinderbedjes. De kinderen vonden het te eng om in een zo grote stad als Parijs alleen op een kamer te slapen, want stel dat iemand hen wilde ontvoeren. Dat soort dingen kwamen voor! Mario vond het jammer dat hij en Rachel geen kamer voor zichzelf hadden, maar het idee dat de kinderen zich onveilig zouden voelen en daarmee de hele trip zouden versjteren met gejengel, stond hem ook niet aan. Het idee dat ze ontvoerd zouden worden dan weer wel. Hij had gezocht op ‘familyrooms’, kamers die waren ontworpen voor grotere gezinnen. Van Rachel had hij bij geen enkel hotel online mogen reserveren, want stel dat de plek die hij uitkoos naast een abattoir stond of in een schimmige wijk, ver van het centrum. Rachel wilde met haar eigen ogen zien waar ze hun nacht zouden doorbrengen, dat ze niet op een of andere griebusplek zouden stranden. Met een grote lijst hotels zou er zeker een van haar gading bij zitten. Hun eerste nacht in een hotel met de kinderen. Alles moest perfect zijn. En dus struinden ze met z’n vijven op de dag voor Kerst half Parijs door op zoek naar een slaapplaats. Jammer dus dat ze niet zwanger was, dat had hun dwaaltocht een Bijbelse laag gegeven. Door de naderende Kerst puilde Parijs uit van de toeristen en zo’n beetje alle hotels op Mario’s printje bleken bezet, onvindbaar of niet meer te bestaan. Hadden ze toch maar online gereserveerd, zei Mario niet tegen Rachel, want hij wilde de sfeer niet verpesten. Gaande de middag werd hun zoektocht grimmiger, want het doembeeld begon te gloren dat het hun niet zou lukken een behoorlijke slaapplaats te vinden. Met de buggy een stukje voor de andere twee kinderen uit wandelend vroegen Rachel en Mario zich af wat ze in dat geval moesten doen. Een kerstverlichte brug zoeken en tussen de clochards gaan liggen. Een station binnensluipen. Slapen in de metro, mits die niet werd afgesloten ’s nachts. Aanbellen bij wildvreemden die net aan hun kerstdiner zaten. Of toch met de laatste trein terug naar Nederland. “Gaan we weer terug naar Nederland?” vroeg Pieter, de oudste van de kinderen, die ongemerkt achter hen was gaan lopen. Zijn stem klonk bijna hoopvol. Zonder het antwoord af te wachten riep hij naar de andere twee: “We gaan weer terug naar huis!” Uiteindelijk kwamen ze terecht bij het allerlaatste hotel op Mario’s lijst: Hotel L’Envi des Esclaves in het 20ste arrondissement, een wijk uit het einde van de negentiende eeuw, ver van de Seine en het centrum. Van buitenaf oogde het oude hotel niet groot en van binnen was het dat ook niet. Tot grote opluchting van Mario en Rachel bleek de Chambre pour Families van het hotel nog vrij. Of eigenlijk net vrijgekomen, want de gasten die hem aanvankelijk online hadden gereserveerd hadden rechtsomkeert gemaakt toen ze de kamer zagen. Dat laatste vertelde de louter Frans sprekende receptionist niet aan Mario. De man gaf hem een grote houten sleutelhanger om zelf een kijkje te nemen. Op de gangen hing hier en daar kerstprullaria. De kamer – op de zolderetage en alleen bereikbaar via een smalle trap – was typisch Parijs. Er was een klein raam, maar dat keek uit op een blinde muur en niet op de Eiffeltoren, zoals ze hadden gehoopt. In de kamer rook het muf, naar ranzige boter met vleugjes natte hond. De voormalig bordeauxrode vloerbedekking was op vele plaatsen afgetrapt tot op de draad. Er hing een verweerde spiegel met een barst erin, naast een vervaalde fotoreproductie van een impressionistisch schilderij met bloemen. Over het smalle tweepersoonsbed lag een sprei, of althans een stuk verschoten textiel dat in betere tijden als sprei dienst had gedaan. Er stonden twee kleine kinderbedjes en in een hoek zagen ze een opvouwbaar houten wiegje. Het was kapot, maar dat wisten ze toen nog niet. In een hoek van de kamer, achter een krakkemikkig Chinees kamerscherm, hing een piepklein wastafeltje, boven een bidet waarvan het glazuur op het porselein op meerdere plekken was afgebrokkeld. Dit was geen haute interieur, niet de feestelijke aankleding die je zag in vrouwenbladen als het om hotels in Parijs ging. “Een wc in de kamer!” riep Donna, het middelste kind, wijzend op het bidet. Mario zei dat het een billenbadje was, maar hij had geen zin om uit te leggen wat dat was. Rachel keek Mario aan, met gebogen schouders en wanhoop in haar ogen. Op dat moment waggelde Kiki, de jongste, naar het bed, om de paar tanden die ze al had in de sprei te zetten. Een klein wolkje stof waaide op. “Dit is echt mijn voorstelling van de hel,” zei Rachel. “Ik had me een kamer voorgesteld met lichtjes en een kerstboom.” Zwijgend keken Mario en zij elkaar langdurig aan. Er zat niets anders op: ze zouden komende kerstnacht doorbrengen in deze hellepoel. Hun weekendtassen lieten ze achter op de kamer om ergens in de buurt een eettentje te zoeken en speciaal voor kerst culinair uit te pakken. Ook daarover hadden ze niet goed nagedacht. Alle restaurants van het 20ste arrondissement, zowel de goedkopere als de enkele dure, waren of gesloten of volledig gereserveerd. Uiteindelijk vonden ze een Libanees kebabtentje met één troosteloos tafeltje in een hoek. Er stond een plastic kerstboompje met rode sneeuw. Mario en Rachel deden het de kinderen voorkomen alsof ze een bourgondische zaak met een Michelinster hadden gevonden, maar ondertussen keken ze elkaar bedroefd aan. Dit was niet het romantische kerstmaal waarover ze zich hadden verkneukeld. Onderweg terug naar het hotel kochten ze bij een felverlichte kruidenier frisdrank en Franse zoutjes. Het idee vooraf was om te zwalken door de straten van Parijs, maar het begon te regenen, de winter heerste en de kinderen dreinden. Terug op de hotelkamer kostte het Mario drie kwartier om het wiegje voor Kiki provisorisch in elkaar te zetten, omdat het steeds in elkaar stortte. Het was koud op de kamer, want al maakten de centrale verwarmingsbuizen veel kabaal, veel warmte gaf de radiator niet. “Papa?” vroeg Pieter aan Mario, terwijl deze steeds ontstemder raakte over onlogische constructie van het wiegje. “Zijn wij ontvoerd?” “Hoe kom je daar nu toch weer bij? Ik ben toch je vader? Ik kan jou toch nooit ontvoeren?” zei Mario. Op dat moment trok Rachel een zak chips open, waardoor Pieter zijn vraag vergat. Een uur later lagen en zaten ze met z’n vijven op het kleine tweepersoonsbed, dat in het midden een kuil had, zoals alle bedden van alle hotelkamers in Parijs. Ze luisterden naar het concert van regenvlagen op het platte dak van het hotel. Voor de kinderen hadden ze geprobeerd tv te kijken op het oude toestel hoog in een van de hoeken van de kamer, maar geen enkele zender gaf meer dan grijs geruis. “Mama?” vroeg Donna, met haar mond nog vol Franse zoutjes, en haar intonatie verraadde dat ze een belangrijke vraag ging stellen. “Waar is papa nu?” De vraag bleef hangen tussen de wanden met het vale bloemetjesbehang. Rachel legde haar hand op haar dochters hoofd en speelde met haar haar. “Papa is bij vrienden, lieverd,” zei ze. “Weet hij dat wij nu hier zijn?” “Dat denk ik niet.” Pieter richtte zich nu op naar Mario. “En weet mama dat jij in Parijs bent?” vroeg hij. Mario en Rachel keken elkaar aan. Niemand wist dat zij hier waren, ze hadden het niemand verteld. Het was een vlucht, een romantische ontsnapping naar de stad van de liefde. Het begin van een nieuw tijdperk in hun leven. En het einde van een oud. Deze kerst ging alles anders worden. Mario knikte van niet. Anderhalf uur later lagen de kinderen te slapen, de jongste in het grote bed, omdat het wiegje maar in elkaar bleef donderen. Mario en Rachel stonden bij het raam, dat Mario met moeite had losgewrikt toen het hem was gelukt de dikke verkleurde velours gordijnen opzij te schuiven. Stiekem deelden ze een sigaret. Zwanger zou ze die nacht niet worden, maar genieten van een sigaretje stonden ze zichzelf wel toe. Roken was eigenlijk verboden in Hotel L’Envi des Esclaves, wat gelet op de bedompte dierentuinlucht nogal hilarisch overkwam. Van de kinderen mochten ze ook al niet roken, dat hadden ze beloofd. Als je rookte konden er verschrikkelijke dingen gebeuren. Hoewel ze niets zagen van de stad, hoorden ze Parijs goed, de auto’s, het geroep van mensen, een politiesirene in de verte. Ze lieten de rook uit hun monden verwaaien in de koude avondlucht. Alles hadden ze opgegeven, hun huwelijken, huizen, zekerheden, relaties met vrienden en familieleden. Ze hadden de kinderen meegenomen op hun vlucht. Alles zou anders worden in hun leven, er lagen vele heftige veldslagen in het verschiet en er moest worden gestreden voor iedere vierkante centimeter, maar dat moment in die raamopening, lurkend aan die ene heimelijke sigaret: dat was hun vrijheid, dat was hun kerst. Een nabij gelegen kerk luidde galmend de klokken voor de mis, en even waren de twee geliefden, ongewis van wat de toekomst hun zou brengen, kortstondig domweg gelukkig in hun Parijse hellepoel.
Titel: Margriet More
Hoofdredactie: Leontine van den Bos & Esther Mutsaerts
Coördinator specials: Esther Monsanto
Artdirection: Marieke Riks
Vormgeving: Ola Sidorevsky
Drukkerij: RR Donnelley Global Print Solutions
Uitgever: Sanne Visser
Exclusief kerstverhaal
Jaar: 2014
Nummer: 6
Pagina’s: 116
Afmetingen: 25 x 20 x 0,4 cm
Productie: Saskia Smith