De Nederlandse Coming Of Age Literatuur In 100 Verhalen is een boek uit 2014 met een voorwoord van Ronald Giphart en verhalen van Manon Bouzamour, Deniz Kuyper, Ozcan Akol, Philip Huff, Bert Natter, Stephan Ter Borg, Christophe Vekeman, Victor Schiferli, Peter Zantingh, Maartje Wortel, Daan Heerma Van Voss, Wanda Reisel, Flootje Zwigtman, Thijs De Boer, Elvis Peeters, Bart Chabot, Ivo Victoria, Owen Donkers, Coen Peppelenbos, Vincent Overeem, Jonathan Van Het Reve, Aya Zikken, Tommy Wieringa, Ernst Van Der Kwast, Bert Wagendorp, Yusuf El Halal, Onno Te Rijdt, Rob Van Essen, Erwin Mortier, Marek Van Der Jagt, Adriaan Jaeggi, August Willemsen, Jacob Van Duijn, Arnon Grunberg, Manon Uphoff, Hafid Bouazza, Paul Mennes, Hannes Meinkema, Esther Gerritsen, F.B. Hotz, Jerry Goossens, Jack Nouws, Nicolaas Matsier, P.F. Thomese, Luuk Gruwez, Rob Van Erkelens, Joris Moens, Willem Melchior, Tom Lanoye, Connie Palmen, Margriet De Moor, Herman Koch, Joost Zwagerman, Eric De Kuyper, Adriaan Van Dis, Rudi Van Dantzig, Wessel Te Gussinklo, Herman Brusselmans, Hugo Pos, Monika Van Paemel, Jan Siebelink, A.F.Th. Van Der Heijden, Willem Frederik Hermans, Rene Stoute, Jan Cartens, Oek De Jong, Leon De Winter, Maarten 'T Hart, J.A. Deelder, Hans Andreus, Doeschka Meijsing, R.J. Peskens, Anja Meulenbelt, J.M.A. Biesheuvel, Erik Hazelhoff Roelofzema, Ankie Peypers, Jan Cremer, J.J. Voskuil, Jan Brandts, Jos Vandeloo, Remco Campert, Marga Minco, S. Carmiggelt, S. Vestdijk, Marnix Gijsen, Hella S. Haasse, Francois Pauwels, Anne Frank, A. Den Doolaard, Arthur Van Schendel, A.M. De Jong, S. Vestdijk, Aart Van Der Leeuw, Nescio, Frederik Van Eeden, Herman Robbers, A. Aletrino, Aug. P. Van Groeningen, Lodewijk Van Deyssel

De Nederlandse coming of age literatuur in 100 verhalen

By hans, 26 juli 2014

Woord vooraf

Godallemachtig, wie vrijwillig een voorwoord leest van om het even welk boek is of gek of niet in staat zichzelf te wapenen tegen de oeverloosheid van een of een andere zichzelf veel te serieus nemende idioot – dat zweer ik je. Welke zelfkweller zou voor zijn plezier blijven hangen bij waanzinnig belangrijk geouwehoer over beweegredenen, afwegingen en andere vermoeiende oppijperijen waaraan een voorwoord hoort te voldoen? Geloof me, regel 1 van de voorwoordkunde: ‘Voorwoorden zijn er om te worden overgeslagen.’ Nog tijdens het lezen van de eerste alinea van een verklarende inleiding mag iedere lezer zonder schaamtegevoel doorbladeren naar waar het in het boek werkelijk om gaat. Op pagina 17 beginnen de in de titel beloofde honderdtwee verhalen uit de Nederlandstalige literatuur over het thema coming of age – waarvoor je dit boek hebt aangeschaft, of niet? Of cadeau gekregen. Geleend. Gestolen voor mijn part. Ja? En nu wegwezen.

Wat dat overigens ook moge betekenen: coming of age. De uitgever, twee redactrices, een behulpzame bibliothecaris en ik konden uiteindelijk geen geschiktere Nederlandstalige term bedenken. We zagen een kloeke bundel voor ons met verhalen en romanfragmenten over het onderwerp ‘volwassen worden’, oftewel over die bepalende momenten in het leven van personages dat zij de overgang maken van kind naar volwassene. Puberliteratuur dekte de lading niet, net zomin als de term young adult. We hebben getwijfeld over Bildungs– en rites de passage-verhalen. ‘Moeilijke jaren’-literatuur kwam voorbij, maar ook die omschrijving bleef niet hangen. Uiteindelijk kozen we voor het bij ons ook ingeburgerde begrip coming of age. Als iemand een betere omschrijving heeft, passen we dat bij een herdruk graag aan.

Het samenstellen van dit boek begon voor mij als een verkwikkende, bijna hemelse exercitie – en eindigde als een frustrerende, zenuwslopende helletocht. De Koninklijke Bibliotheek in Den Haag is een instituut waarvan het belang niet valt te onderschatten, omdat het zichzelf tot doel heeft gesteld letterlijk alles te verzamelen wat er in het Nederlandstalig cultuurgebied in druk verschijnt en is verschenen. De KB ziet het als een zinvolle subtaak zoveel mogelijk van de tienduizenden publicaties die onze literatuur rijk is ’te ontsluiten’ voor het publiek. Verzamelbundels zoals deze maken hiervan deel uit. Samenstellers krijgen van de KB een eigen ruimte in het babylonitische bibliotheekgebouw, een onbeperkte inzage in vrijwel de gehele collectie en de onvoorwaardelijke medewerking van de erudiete en innemende Arno Kuipers, een van de conservatoren.

Bij aanvang van mijn leeswerk – begin mei 2013 – had ik met hulp van Prometheus-redactrice Katrijn van Hauwermeiren en veel vrienden al een groslijst van honderdtwintig mogelijke titels over het onderwerp opgesteld. Ik dacht daarmee een redelijk afdoende bodempje te hebben gelegd. Onmacht en overschatting. Na kennismaking met Kuipers groeide het aantal boeken snel tot tegen de driehonderd. Wekelijks liet hij grote stapels met potentiële titels op mijn leeskamertje klaarleggen, tot ik letterlijk vanaf mijn bureaustoel niet meer door het raam naar buiten kon kijken en door de gekapte bomen het bos niet meer zag (om een grapje te lenen dat koning Willem-Alexander maakte toen hij op bezoek was bij de Frankfürter Buchmesse).

Het klonk als een tot de verbeelding sprekende opdracht: lezen voor je werk. En aanvankelijk was het dat ook oprecht. Dagen, avonden, nachten heb ik gelezen. Mijn vrouw heeft gelezen, bijna nog meer dan ik (waarvoor ik haar met de liefde die ik heb dankbaar ben). Hele vakanties offerden we op aan pubers, adolescenten, puberalen, jongelingen, puistenkoppen, obstinaten, recalcitranten, studentikozen, ginnegappers, getourmenteerden, rebellen, hormoonfrustraten, aanstormers, uitvreters, nozems, misfits, deugnieten, bakvissen beavissen, buttheads – en dan heb ik het niet alleen over mijn zoon van 16 en dochter van 14. Van mei tot eind december stond mijn leesleven in het teken van dit boek.

Het was wellicht verstandig geweest om van tevoren kwalificaties op te stellen waaraan een (goed) coming of age-verhaal zou moeten voldoen, maar dit besef kwam achteraf. Wat is coming of age? Een fraaie quote van filmproducent Aaron Spelling over het begrip schoonheid: ‘Omschrijven kan ik het niet, maar als het een kamer komt binnenwandelen, herken ik het.’ Het is moeilijk om er vooraf de vinger op te leggen waaraan een coming of age-verhaal zou moeten voldoen maar ik herkende het als ik er een tegenkwam.’

Eind december vertrok ik in gezelschap van drie generaties en een enorme kartonnen doos gekopieerde KB-verhalen richting een familie boerderij in Noord-Normandië, het enige gebied ter wereld met regengarantie. Ik was toen allang geconfronteerd met de mindere kanten van mijn opdracht: de selectie. Vooraf waren er schrijvers die ik per se in deze bundel wilde hebben. Sommige boeken hadden diepe indruk op me gemaakt tijdens mijn eigen coming of age (die liep van 3 december 1984 tot 12 maart 1985), met sommige schrijvers ben ik bevriend en andere schrijvers verdienen het mijns inziens om eens extra aandacht te krijgen (Floortje Zwigtman bijvoorbeeld, die met Spiegeljongen een bijzondere, maar nog niet genoeg opgemerkte roman schreef).

Wat zich al aan het einde van de herfst begon af te tekenen was dat ik bij mijn keuze uiterst vervelende beslissingen moest nemen. Het aantal bijdragen dat ik van de uitgever mocht selecteren was ‘rond de honderd’ en het aantal pagina’s ‘rond de duizend’. Dit kwam neer op ‘rond de tien’ boekpagina’s per verhaal of fragment. Een lugubere opdracht, mede omdat ik naar Normandië was afgereisd met een stapel van honderdnegenenzestig verhalen ‘die zéker in het boek moesten. Rond de tweeduizend pagina’s.

Hoe aangenaam het lezen was geweest, hoe vervelend het maken van de definitieve keuze. Sommige romanpassages waren prachtig en toepasselijk, maar lieten zich niet schadevrij losrukken uit het oorspronkelijke werk (een fraai fragment uit Bonita Avenue van Peter Buwalda haalde het om die reden niet, net als De hemel van Heivisj van Benny Lindelauf en Glijvlucht van Anne-Gine Goemans). Sommige hoofdpersonen waren te oud of juist te jong, zonder dat ik daar vooraf voorwaarden over had opgesteld (de uiteindelijke bandbreedte loopt grofweg van rond de 13 tot 27 Jaar).

Het leek me een romantisch idee om tijdens de stormachtige dagen rond kerst en oud en nieuw met de grootouders van mijn kinderen en mijn kinderen zelf bij het haardvuur amechtig te discussiëren over mogelijke bijdragen. We zouden elkaar proberen te overtuigen sommige verhalen wel dan niet te selecteren, waarbij een puber van 67 het aan de stok zou krijgen met een bijna-bejaarde van 16. Nu hebben we dat soort debatten wel degelijk gevoerd (zo deed mijn schoonvader een bewogen en emotioneel – tevergeefs – appèl een bepaald verhaal van A. Alberts op te nemen), maar de uiteindelijke verantwoordelijkheid lag toch bij mij. Daar was niets romantisch aan.

Vloekend ga ik door de stapel met verhalen die het niet hebben gehaald. Natuurlijk ben ik mij ervan bewust dat de gesprekken over deze verzamelbundel voor een deel zullen gaan over de verhalen die er niet in staan, die ik niet heb uitgekozen of simpelweg over het hoofd heb gezien. Ik heb bevriende schrijvers moeten schrappen en sommige passages die mij als adolescent zeer beroerden uiteindelijk toch niet opgenomen. Joyce & Co (fragment uit Erwin), Harry Mulisch (Archibald Strohalm), Kees ’t Hart (De neus van Pinokkio), Jan Wolkers, Arthur Japin, Dimitri Verhulst, Gerbrand Bakker, Herman Franke, Hans Plomp, Karin Giphart, Ronald Giphart, Loesberg, Marja, Vaandrager, Tepper, Burnier, Van Doorn, Van Beijnum, Van Baaren, Blaman, Enter, Tuinman, Steenbeek, Wieg, Rosenboom, Glastra van Loon, Landvreugd, Komrij, Krol, Du Perron, Den Uyl, Dijkshoorn, Van Kooten, Bordewijk, Multatuli en tientallen anderen (aanstormende talenten als Shira Keller, Iris Koppe, Tonie Mudde, Debby Kowsoleea, Karin Amatmoekrim en Frank Heinen) zijn om uiteenlopende redenen niet in deze verzameling opgenomen, zeg ik met mijn voeten schoorstampend in het zand. Wat een hel was het deze vonnissen te moeten vellen.

In de openingsalinea van dit voorwoord permitteerde ik me een paar verwijzingen naar de praatstijl van Holden Caulfield (‘dat zweer ik je’), hoofdpersoon van The Catcher in the Rye van J.D. Salinger, misschien wel de coming of ageërigste roman van de vorige eeuw. In onze literatuur hebben we ook een paar iconische bildungsromans, waarvan-De Avonden van Gerard Reve met voorsprong de bekendste zal zijn. Uiteraard had ik graag een passage uit dit boek opgenomen, maar de uitgever meldde me dat dit op voorhand een verloren missie was, dankzij de grilligheid van de rechthebbende van Reves nalatenschap.

Uiteindelijk heb ik honderd verhalen en fragmenten opgenomen van negenennegentig schrijvers (hoewel het gerucht gaat dat achter Arnon Grunberg en Marek van der Jagt dezelfde persoon schuil zou gaan). Bij sommige verhalen van schrijvers heb ik – met latere toestemming van de auteur – vanwege paginagebrek enkele alinea’s of zelfs hele fragmenten moeten schrappen. Eén schrijver staat er bewust met twee bijdragen in. Een bevriende leraar Nederlands uit Middelburg vertelde me, tot ons beider ontzetting, dat Simon Vestdijk door zijn leerlingen niet meer uit vrije wil wordt gelezen. Wat een gemis. Vestdijk heeft twee óók iconische coming of age-romans geschreven, waartussen ik geen keuze kon en wilde maken: Terugkeer tot Ina Damman en Ivoren wachters. Boeken die mij mijn jeugd door hebben gesleept.

Een fragment waarover ik lang heb getwijfeld en veel heb gediscussieerd kwam uit het postuum verschenen Het Achterhuis van schrijfster in spe Anne Frank. Verschillende redenen waren er om dit fragment niet op te nemen, maar deze beslissing hield me uit mijn slaap. Tijdens een Normandische kerstnacht ben ik uit bed gestapt om in de ijskoude huiskamer het gekopieerde Anne Frank-fragment met veel aplomb en opluchting op de stapel ‘DEFINITIEF WEL’ te leggen. Anne Frank is de enige niet-officiële auteur in dit boek, hoewel ze wel degelijk de ambitie had schrijfster te worden. Sommigen noemen haar dagboek de schrijfsels van ‘een gewoon meisje’ in een ongewone tijd, maar een gewoon meisje was Anne nu juist helemaal niet. Als je op je veertiende en vijftiende al met zo veel overtuigingskracht en stilistisch machtsvertoon jezelf en de wereld om je heen bekijkt, ben je een ongewoon groot literair talent. Hoe zou haar carrière in de letteren eruit hebben gezien als ze de oorlog had overleefd? Mede om deze reden heb ik haar de langste passage in dit boek gegund.

Veel van de coming of age-verhalen komen voort uit wat de psychologie ‘psychogeneratieve spanningen’ noemt: conflicten tussen generaties. Die vinden, om in wetenschappelijk jargon te blijven, op ‘macroniveau’ plaats (bijvoorbeeld toen in 1968 wereldwijd jongeren demonstreerden tegen zittende machthebbers), maar ook op ‘microniveau’, oftewel binnen een gezin. Het komt erop neer dat kinderen zich vanaf een bepaalde leeftijd afzetten tegen hun ouders en dingen compleet anders willen doen dan zij hebben gedaan. Op hun beurt verwachten ouders dat hun kinderen zich gedragen zoals zijzelf ooit deden. Dus iemand die zich heeft afgezet tegen zijn ouweheer verwacht dat zijn eigen kind zich zal afzetten tegen hem. Hoe kun je je als kind afzetten tegen een rebelse ouder? Door je niet af te zetten en daarmee alsnog het misnoegen van je ouwelui op te roepen.

In deze ingewikkelde psychologische vijver dobberen veel verhalen die ik heb uitgekozen. Nu mijn keuze compleet is kan ik voorzichtig wat dwarsverbanden proberen te ontdekken. Arno Kuipers, die als KB-conservator vele verzamelbundels heeft begeleid, voorspelde me al dat de definitieve selectie meer over mij zegt dan over het losse hoopje bijdragen (‘geef me je selectie en ik zeg je wie je bent’). Grosse modo kan ik vijf subthema’s onderscheiden. Veel verhalen en passages gaan over de strijd van personages tegen hun ouders (1), vaak gekoppeld aan het pijnlijke besef dat opvoeders ook maar mensen zijn. In andere verhalen gaat het over de worsteling van jongelingen met de rot- en voosheid van de wereld (2). Met name de hypocrisie van de mensen (hufters), verbazing over en afkeer van de burgerlijkheid van het dagelijks bestaan zijn een motor voor de werdegang naar volwassenheid (3). Weerzin tegen anderen en momenten van inzicht in de eigen beperkte rol zorgen bij veel personages voor angsten en onvermogens (4). In nogal wat verhalen zoeken personages naar manieren om te overleven in een weerbarstige omgeving. Een van die overlevingsmechanismen is de liefde, lust en alles wat daarmee te maken heeft (5). Uiteraard draait het in veel verhalen, godzijdank, om de ontdekking van het binnenbroekse, met alle geneugten en vooral frustraties van dien. Niets zo goed voor iemands rijping als een onbeantwoorde of gefnuikte verliefdheid.

Veel hoofdpersonen van de door mij gekozen verhalen ontdekken op een bepaald moment de kracht van het geschreven woord, de troost van verbeelding en poëzie. In mijn selectie heb ik, voor zover dat mogelijk was, zoveel mogelijk geprobeerd af te wisselen tussen verhalen over deze zoektocht naar literaire zingeving, hinderlijke ouders, de domme wereld om ons heen eigen probleempjes, de moeilijke vrolijkheden van plassers en andere diepe verlangens. Of er aan de hand van deze honderdtwee verhalen iets over mijn psyche valt te zeggen is aan lezers en psychoanalytici.

Ik had ervoor kunnen kiezen de verhalen thematisch te presenteren (verhalen over ouders, vriendschap, verliefdheid, et cetera), maar ik koos voor een omgekeerd chronologische opzet. Het eerste verhaal is het laatst verschenen (een fragment uit De belofte van Pisa, de debuutroman van Mano Bouzamour uit 2013), het laatste verhaal verscheen het eerst (een fragment uit De kleine republiek van Lodewijk van Deyssel uit 1888). Sommige postuum verschenen verhalen of fragmenten (bijvoorbeeld die van Hans Andreus en Anne Frank) heb ik opgenomen in het jaar dat ze zijn geschreven.

Misschien dat anderen iets zouden kunnen zeggen over mijn keuze uit verschillende tijdvakken. ‘Het nieuwe heeft vrienden nodig,’ zegt de criticus Ego in Ratatouille, een uitspraak waarin ik me kan vinden, blijkt nu de stofwolken van het keuzegevecht zijn opgetrokken. De nadruk in deze bundel ligt meer op het recente dan op het vroegere. Dertien verhalen verschenen tussen 2010 en 2013. Achttien in het decennium 2000- 2009. Eenentwintig in het decennium daarna (1990-1999). Veertien in de jaren 80, toen ik zelf tot wasdom kwam. Tien in de jaren 70. Zes in de jaren 60. Vier in de jaren 50. Drie in de jaren 40. Vier in de jaren 30. Eén in de jaren 20. Twee in de jaren 10. En vier voor 1900.

Als u het mij toestaat om het bij het slot van dit Woord vooraf eindelijk eens over mezelf te hebben: ik vond de opdracht van Uitgeverij Prometheus en de KB erg vererend. Veel van de verhalen die ik las waren niet alleen een spiegel der herkenning, maar vaak ook een venster naar werelden die ik niet of slechts ten dele ken of heb gekend. Zelf ben ik maar heel even in ‘de moeilijke jaren’ geweest, geloof ik, niet langer dan een week of drie. Mijn vader heb ik niet of nauwelijks gehaat, gruwelijke afkeer van de wereld voelde ik al toen ik een jaar of zes was en beslommeringen met potentiële beminden ontgingen me, voornamelijk omdat die beminden zich niet om mij beslommerden. Wat ik me van mijn eigen puberteit en coming of age hoofdzakelijk herinner is toch: de literatuur. Veel van de verhalen in deze bundel sleepten mij als jongeling door sombere, verwarrende of onstuimige tijden. Ik heb mijzelf mijn volwassenheid ingelezen. In die jaren las ik iedere dag minstens één roman of verhalenbundel over het leven dat ik niet leidde door te lezen. Tegenwoordig is het vaker andersom: het lezen dat ik niet leid door te leven. Daarom heeft dit boek mij, ondanks de worsteling van de selectie, onnoemelijk veel genot gegeven. Het was in meerdere opzichten alsof ik weer terug was in mijn eigen puberjaren – dat zweer ik je.

*

Mensen die ik nadrukkelijk wil bedanken: Bert Natter, Bart Chabot, Miranda Bruinzeel, Joost Zwagerman, Jeroen van Baaren, Robert Jan Westdijk, mijn uitgever Joost Nijssen (die me schoorvoetend vreemd liet gaan), Coen Peppelenbos, Nico Dijkshoorn, Arthur Willems, Jean-Marc van Tol, Gérard van Kalmthout, Theo Stepper, Özcan Akyol, Ed van Eeden, Peter Nijssen, Willemijn Lindhout, Cécile Koekkoek, Frank Heinen, Frank van Doeselaar, Theun en Rieke Lammes, Katrijn van Hauwermeiren en alle andere medewerkers van Uitgeverij Prometheus, Arno Kuipers van de Koninklijke Bibliotheek en Mascha Lammes.

Eind.

In De Nederlandse coming of age-literatuur in 100 verhalen heeft Ronald Giphart, in samenwerking met de Koninklijke Bibliotheek, ontroerende, vrolijke, ontregelende, bijzondere, spannende en indrukwekkende verhalen gebundeld over het verschijnsel ‘de moeilijke jaren’. Giphart heeft hiervoor geput uit de Nederlandse literatuur van 1880 tot nu.

Wanneer jonge mensen worden geconfronteerd met het onafwendbaar rijpen van lichaam en geest, gaat dit niet alleen gepaard met heftige emoties en conflicten met de maatschappij, maar ook met ontluikende liefde en onbesuisd verlangen. De verhalen in deze luisterrijke en overweldigende bloemlezing hebben alle gemeen dat de hoofdpersonen worstelen met de weerbarstige wereld van volwassenen, een wereld die ze weldra zelf zullen bevolken.
Ronald Giphart is de aangewezen persoon voor deze bloemlezing, gezien het feit dat hij zelf een meester is in het coming of age-genre.

Deze uitgave kwam tot stand in samenwerking met de Koninklijke Bibliotheek.

Over De Nederlandse coming of age-literatuur in 100 verhalen:

  • ‘De Nederlandse coming of age-literatuur in 100 verhalen geeft ons opnieuw vlinders in de buik.’ De Morgen
  • ‘Ster van het coming of age-genre.’ Trouw
  • ‘Prachtige bloemlezing.’ BN De Stem

Titel: De Nederlandse coming of age literatuur in 100 verhalen

Samenstelling: Ronald Giphart

ISBN: 9789044625844

Jaar: 2014

Druk: 1ste

Uitgever: Prometheus

Ontwerp omslag: Tessa van der Waals

Foto omslag: Ed van der Elsken/Nederlands Fotomuseum, courtesy of Annet Gelink Gallery

Foto auteur: Merlijn Domernik

Pagina’s: 1.148

Afmetingen: 60 x 208 x 135 mm

Gewicht: 866 gram

Type: Hardcover

Inhoud:

  • Ronald Giphart – Voorwoord
  • Manon Bouzamour – De belofte van Pisa
  • Deniz Kuyper – Dagen zonder Dulci
  • Ozcan Akol – Eus
  • Philip Huff – Niemand in de stad
  • Bert Natter – Hoe staat het met de liefde?
  • Stephan ter Borg – Orang-oetans drijven niet
  • Christophe Vekeman – Een uitzonderlijke vrouw
  • Victor Schiferli – Dromen van Schalkwijk
  • Peter Zantingh – Een uur en achttien minuten
  • Maartje Wortel – Half mens
  • Daan Heerma van Voss – ‘De opdracht’
  • Wanda Reisel – Plattegrond van een jeugd
  • Flootje Zwigtman – Spiegeljongen
  • Thijs de Boer – ‘Ketamine’
  • Elvis Peeters – Wij
  • Bart Chabot – ‘Zwarte kerst’
  • Ivo Victoria – Hoe ik nimmer de ronde van Frankrijk voor min-twaalfjarigen won
  • Owen Donkers – Julien
  • Coen Peppelenbos – Victorie
  • Vincent Overeem – Misfit
  • Jonathan van het Reve – De boot en het meisje
  • Philip Snijder – Zondagsgeld
  • Aya Zikken – ‘Verblijf in het godenrijk’
  • Tommy Wieringa – Joe speedboot
  • Ernst van der Kwast – Soms zijn dingen mooier als er mensen klappen
  • Bert Wagendorp – ‘De spiegel van Ballangrud’
  • Yusef El Halal – ‘De heuvels van Mekka
  • Onno te Rijdt – Mores
  • Rob van Essen – ‘Doe de hotel California’
  • Erwin Mortier – Mijn tweede huid
  • Marek van der Jagt – De geschiedenis van mijn kaalheid
  • Adriaan Jaeggi – Held van beroep
  • August Willemsen – Vrienden, vreemden, vrouwen
  • Jacob van Duijn – Para!
  • Arnon Grunberg – Figuranten
  • Manon Uphoff – Gemis
  • Hafid Bouazza – ‘Liefde onder de olijfboom’
  • Paul Mennes – Soap
  • Hannes Meinkema – Dora
  • Esther Gerritsen – ‘Stil zijn in het wild gewemel’
  • F.B. Hotz – ‘Waar is het zout?’
  • Jerry Goossens – ‘Python’
  • Jack Nouws – ‘De gemeenschappelijke kennis’
  • Nicolaas Matsier – Gesloten huis
  • P.F. Thomése – Heldenjaren
  • Luuk Gruwez – ‘Amanda’
  • Rob van Erkelens – Het uur van lood
  • Joris Moens – Bor
  • Willem Melchior – ‘Vervulling’
  • Tom Lanoye – Kartonnen dozen
  • Connie Palmen – De wetten
  • Margriet de Moor – ‘Onrust en kalmte’
  • Herman Koch – Red ons, Maria Montanelli
  • Joost Zwagerman – Gimmick!
  • Eric de Kuyper – Aan zee
  • Adriaan van Dis – Zoen
  • Rudi van Dantzig – Voor een verloren soldaat
  • Wessel te Gussinklo – De verboden tuin
  • Herman Brusselmans – De man die werk vond
  • Hugo Pos – Het doosje van Toeti
  • Monika van Paemel – De vermaledijde vaders
  • Jan Siebelink – De hof van onrust
  • A.F.Th. van der Heijden – Vallende ouders
  • Willem Frederik Hermans – Richard Simmillion
  • Rene Stoute – Op de rug van vuile zwanen
  • Jan Cartens – Een roomsche jeugd
  • Oek de Jong – Opwaaiende zomerjurken
  • Leon de Winter – De (ver)wording van de jongere durer
  • Maarten ’t Hart – Een vlucht regenwulpen
  • J.A. Deelder – ‘Operatie Stonehenge’
  • Hans Andreus – Uit het jeugdige leven van Melchior Blovoet
  • Doeschka Meijsing – Robinson
  • R.J. Peskens – Mijn tante Coleta
  • Anja Meulenbelt – De schaamte voorbij
  • J.M.A. Biesheuvel – ‘De Beo’
  • Erik Hazelhoff Roelofzema – Soldaat Van Oranje
  • Ankie Peypers – Tussentijds
  • Jan Cremer – Ik Jan Cremer
  • J.J. Voskuil – Bij nader inzien
  • Jan Brandts – Puberteit
  • Jos Vandeloo – De vijand
  • Remco Campert – Het leven is vurrukkulluk
  • Marga Minco – ‘De andere kant’
  • S. Carmiggelt – ‘Wilde nacht’
  • S. Vestdijk – Ivoren wachters
  • Marnix Gijsen – Klaaglied om Agnes
  • Hella S. Haasse – Oeroeg
  • Francois Pauwels – Griffioen
  • Anne Frank – Het achterhuis
  • A. Den Doolaard – Wampie
  • Arthur van Schendel – De wereld een dansfeest
  • A.M. de Jong – Een knaap wordt man
  • S. Vestdijk – Terug tot Ina Damman
  • Aart van der Leeuw – De mythe van een jeugd
  • Nescio – ‘Meke Tekel’
  • Frederik van Eeden – Van de koele meren des doods
  • Herman Robbers – De roman van Bernard Brandt
  • A. Aletrino – Martha
  • Aug. P. van Groeningen – Martha de Bruin
  • Lodewijk van Deyssel – De kleine republiek