Woolloomooloo – De eerste 50 jaar

By hans, 8 maart 2020

Woolloomooloo, het woord alleen al. De naam alleen al. De discotheek alleen al. Woolloomooloo staat voor muziek en gezelligheid, voor drank en sjans, voor nachtenlang niet studeren en overdag evenmin want dan lag je brak in je bedje.

Wat de dansvloer is voor de Woo is dit boek voor de Woo-herinneringen: laat je meenemen door het ritme van de geschiedenis, door het verhaal achter de muziek en door de anekdotes van Woo-veteranen over de 50-jarige studentendiscotheek aan het Janskerkhof in Utrecht.

Veel Woo-herinneringen zijn vaag, als warme kleurrijke wolken vol harde muziek, dansen, vrienden, tappunten, sigarettenrook en soms een vlaag hasjlucht. Daarom is het goed dat nu helder en onomstotelijk is opgetekend wat er de afgelopen 50 jaar werkelijk is gebeurd achter de kogelvrije deur, rond de apenrotsen, op de dansvloer en aan de bars.

Archiefonderzoek bracht veel aan het licht, ook zaken die het licht slecht verdragen. Honderden foto’s werden opgediept. Vele tientallen Woo-gangers, dj’s barkeepers en portiers tussen 1970 en 2020 gaven interviews of schreven een bijdrage. Dat alles is nu verzameld in 256 pagina’s kleurendruk en 70.000 woorden, handzaam gebundeld en vlekwerend gelamineerd: een boek om eeuwig jong mee te blijven en vrolijk van te worden, net als de Woolloomooloo zelf.

2020 Utrechtsch Studenten Corps en indivuduele auteurs en fotografen.

Lees hier het fragment geschreven door Ronald Giphart: Maak je moeder trots.

Die middag [in 1986l, luisterden we op het terras voor de Woolloomooloo gelaten naar de tips van onze mentor Justus te Dussinkloo. Hij doceerde: ‘Het vervelende van deze tijden is dat je het als jongen altijd verkeerd doet, wat je ook doet, hoe je dat ook doet, waarom je dat ook doet. Deskundigen zijn het erover eens dat seks een ongelooflijk belangrijk deel van ons leven uitmaakt, daar kan ik helaas ook niets aan doen. Seks is niet alleen de sleutel tot onsterfelijkheid, het is ook een filosofisch systeem en een overheersende manier om naar de dingen te kijken. Al bij de geboorte van een mens is het allereerste dat wordt vastgesteld: heeft de baby een piemeltje of een kutje? Een piemeltje of een kutje drukt namelijk een onontkoombaar stempel op je persoonlijkheid. Ook de omgang tussen mannen en vrouwen wordt grotendeels bepaald door de genitaliën, door seksuele spanning en aantrekkingskracht. Noem me gerust gefrustreerd, dit is simpelweg de naakte waarheid. Baltsethologen zijn erachter gekomen dat mannen en vrouwen in elkaars omgeving altijd, ik herhaal, altijd seksuele signalen uitzenden. Er zijn op zijn minst tienduizend verschillende manieren waarop de seksen elkaars aandacht proberen te trekken, variërend van frutselen met haarbandjes en het werpen van bepaalde blikken, tot tatoeages en directe toenaderingspogingen. Het ligt derhalve in de aard van de mens, homoseksjuwele gerichtheden even buiten beschouwing gelaten, om een al dan niet bewust seksueel contactspel met leden van de andere kunne te spelen. Voor deze cursus strekt het helaas te ver om hier dieper op in te gaan, maar dankzij sociale, biologische en evolutionaire gedragspatronen gaan mannen over het algemeen gerichter en vaker op liefdesoorlogspad dan vrouwen. De vrouwenbeweging en de naweeën van de zogenaamde seksuele revolutie hebben er echter voor gezorgd dat mannen (met de nadruk op ons, wij hier, beschaafde intellectuelen) zich in deze cultuur eigenlijk zouden moeten schamen voor hun seksuele gevoelens. Dit heeft tot een rare tweeslachtigheid geleid. Spreekt een jongen een onbekend meisje aan, dan is de kans groot dat dat meisje hem een machoïstisch opdringerig zwijn vindt, spreekt de jongen het onbekende meisje daarentegen niet aan, dan noemt ze hem een softe sukkel. Met andere woorden, vind je een onbekend meisje attraktiv (en het is mijn ervaring dat jongens onbekende meisjes altijd attraktiv vinden), dan kun je ervoor kiezen een zwijn of een sukkel te zijn. Regel 1 van de versierkunde: niet geschoten is altijd mis, liever een zwijn dan een sukkel.’

Terwijl Justus zat te oreren keken Rooie, Max en ik elkaar voortdurend glimlachend aan. Eindelijk de grote-broerfiguur op wie we zolang hadden gewacht.

‘Regel 2,’ ging Justus onverstoorbaar verder, ‘het gaat er absoluut niet om hoe je een meisje aanspreekt, als je haar maar aanspreekt. Dat is het allerbelangrijkste. Jongens vertonen vaak het gedrag dat ze meisjes niet durven te benaderen omdat ze geen geschikte openingszinnen weten. Jongens vinden namelijk altijd dat ze iets moeten zeggen wat er toe doet. Welnu, dit is onzin en tijdverspilling. Noem me cynisch, maar ten eerste is er helemaal niets wat er toe doet, ten tweede zitten meisjes echt niet te wachten op welbespraaktheid, een mooie filosofische gedachte, een spitsvondige oneliner of een ter zake doende vraag, heus niet, meisjes willen simpelweg aangesproken worden. Wacht ik geef een voorbeeld …’

Justus gebaarde ons even te zwijgen, draaide zich half om en vroeg aan een blond meisje dat al een tijdje in de buurt van ons tafeltje drentelde: ‘Hé, mag ik jou wat vragen. Heb jij wel eens een tonijnsalade gemaakt?’

Zelf zou ik een zo onbenullige vraag nooit aan wie dan ook hebben durven stellen, maar het meisje gaf Justus een glimlach waarvan ik in een pre-studentelijk leven als een stropersklem zou zijn dichtgeklapt uit pure stante pede genegenheid.

‘Nou, toevallig heb ik gisteren voor het eerst van mijn leven een salade met tonijn gemaakt!’ zei het meisje uitbundig (ik wist toen nog niet dat vrijwel alle studenten één op de twee salades met tonijn klaarmaken).

‘Hé toevallig!’ lachte Justus, veel vriendelijker en warmer dan ik hem tot dan toe iets had horen zeggen. Hij trok de lege stoel naast zich naar achter en vroeg of het meisje niet even bij ons wilde zitten. Ze lachte nog steeds vrolijk maar zei dat ze op haar groepje wachtte.

‘Ga je vanavond naar de Woolloomooloo?’ vroeg Justus. ‘Iedereen gaat daar ’s nachts heen.’

Het meisje dacht van wel. ‘Oké, dan zien we je daar’ zei Justus. ‘Oké’ zei het meisje, dat in de verte haar groepje zag. Ze liep van ons vandaan, maar in het voorbijgaan zwaaide ze heel even naar Justus, alleen met haar vingers. Rooie, Max en ik keken haar verbaasd en onder de indruk na.

‘Wat hebben we nu geleerd?’ vroeg Justus. ‘Het doet er dus echt geen moer toe wat je tegen een meisje zegt. Regel 3: als je intonatie maar goed is, dat is het belangrijkste. Wat dat betreft lijkt versieren op het toespreken van je huisdieren, maar dat is weer een heel ander verhaal.’

We zaten nog een paar uur op het terras. Justus oreerde er onafgebroken op los en wij luisterden geboeid maar zogenaamd kritisch. Aan het eind van de middag kwamen plotseling Simone, Merel en Ilona (de meisjes uit onze groep) voorbijschuifelen, en nadat we met hen hadden gegeten (voornaamste gespreksonderwerp: tonijnsalade), gingen we naar een erg druk feest van een studentenvereniging. Er speelde een band dertig keer achter elkaar ‘Hé, ga je mee naar Zandvoort aan de zee’, dat door vrijwel iedere nuldejaars uitbundig werd meegebruld. Wij stonden met Justus aan de bar uit plastic glaasjes bier te drinken, terwijl de meisjes dansten. Justus zei: ‘Moet je ze horen schreeuwen, de zuurstofverspillers. En dat gaat over tien jaar dit land overnemen, het is een schande.’

Het werd tijd dat Justus ons eens uitlegde waarom nu juist een introductieweek zo bijzonder was voor de interactieve zelfbevrediging genaamd fysieke liefde. Hij vertelde: ‘Ten eerste loopt vrijwel iedereen hier nieuw, onschuldig, argeloos en vol verwachting rond. Dat betekent dat je zonder enige agressie op te wekken ieder willekeurig meisje kunt aanspreken. Regel 26: zet dat meisje altijd op een voetstukje, uiteraard zonder te overdrijven. Regel 27: roei met de riemen die je hebt. Ik zal een voorbeeld geven. Een meisje dat overduidelijk ongerept en studentvreemd is, kijkt je aan. Toon onmiddellijk versieractie! Je buigt je naar haar toe en zegt als ouderen onder mekaar: “Hé, jij bent vast geen nuldejaars.” Geen vrouw kan het in zo’n geval maken “rot toch op, genetisch dieptepunt” te antwoorden. Ze zal blij zijn met de aandacht en triomfantelijk zeggen dat ze wél nog nuldejaars is, dat ze Algemene Letteren gaat studeren en dat ze net een week woont in haar nieuwe studentenkamer. Vervolgens zal ze vragen wat jij studeert, je zal zeggen dat je ook gaat studeren, jullie zullen praten en het grondvest voor een lekker robbertje geslachtelijk feestvieren is gelegd. Zo simpel is het. Probeer het maar. Max, probeer het met het meisje dat naast je staat.’

Max schrok enorm van deze onverwachte opdracht.

‘Gewoon vragen’ gebood Justus, ‘kommophee. Spreek haar aan.’

Max treuzelde een paar seconden, wachtte tot het meisje hem aankeek en vroeg met Justusachtige intonatie: ‘Hé, jij bent vast geen nuldejaars…’

Even keek het meisje Max uitdrukkingsloos aan, maar vlug toonde ze dezelfde glimlach als het tonijnsalademeisje.

‘Ja hoor, ik ben wél nuldejaars: zei het meisje vrolijk, ‘ik ga Medicijnen studeren. En wat studeer jij?’

‘Ik? Ik ga…’

‘Jaja, zo is het wel weer genoeg’ onderbrak Justus Max, en tegen het meisje zei hij: ‘Sorry hoor, deze jongen lijdt aan een besmettelijke vorm van hersenmalaria, dus je kunt maar beter niet met hem praten.’

Zonder nog een moment aandacht aan haar te besteden, ging hij verder: ‘Stel nu dat een vrouw je voor de verandering niet met een blij gemoed te woord staat maar lullig doet en je afzeikt. Dat komt voor. Ik heb het een keer meegemaakt. Toch is er in zo’n geval geen man overboord. Regel 28: toon doorzettingsvermogen. Regel 29: overdrijf dat niet. Soms spelen meisjes dat ze moeilijk te versieren zijn, dat een jongen heel veel moeite voor ze moet doen. Dat heeft ermee te maken dat sommige meisjes niet als lebberspleten willen overkomen, want lebberspleten zouden hoegenaamd niets met Echte Liefde te maken hebben, en Echte Liefde is zo’n beetje het hedendaagse christendom. Als een meisje je afwijst, bedenk dan dat het niet persoonlijk is: ze zeikt jou niet af, ze zeikt De Man in het algemeen af. Probeer te incasseren en door te zetten, hoe moeilijk dat ook is. Ga daarbij echter niet zo ver als bijvoorbeeld Italianen, want als die eenmaal een vrouw proberen te versieren, zullen ze daar onophoudelijk mee doorgaan, zelfs als die vrouw hen ondertussen met messteken om het leven heeft gebracht.’

Inmiddels stonden de meisjes uit onze groep weer bij ons.

‘Waar hebben jullie het over?’ vroeg Simone, met een rood hoofd van het dansen en het meeschreeuwen.

‘Over de buigzaamheid van beton’ antwoordde Justus, maar toen Simone dat niet geloofde: ‘Over het Feest der Liefde: Merel zei hierop tegen Simone en Ilona dat jongens het ook altijd maar over één ding kunnen hebben, hè?

Justus hoorde het zuchtend aan. Hij zei: ‘Meisjes zijn leuk, maar ze zouden onder dat opgestoken haar eens wat meer moeten opsteken, hè?’ en vervolgde zijn verhaal.

Een paar uur later in de Woolloomooloo, de early morningstudentendiscotheek, was hij nog steeds aan het woord, al moest hij iedere drie minuten zijn verhaal onderbreken om studievrienden, andere mentoren en huisgenoten uitbundig te begroeten. De avond was bedoeld voor nuldejaars, maar er waren minstens zo veel oudere studenten. Merel, Simone en Ilona waren we overigens weer kwijtgeraakt. Er dansten een paar miljard leuke meisjes om ons heen.

Justus, onverstoorbaar: ‘Soms merk ik wel eens bij het klaarkomen, jeumig, dit is zo lekker, dit móét een gescheurd condoom zijn.’

Hij bestelde maar weer eens een rondje en schreeuwde verder: ‘En dat brengt mij op een heel teer punt, heren, de Penis van Damocles. Regel 47: gebruik altijd een condoom. Ik bedoel: met de komst van het aidsvirus ontwikkelde de situatie zich niet noodzakelijkerwijs in ons voordeel. Iemand schreef eens: “Er zijn in het leven twee grote tragedies, het krijgen van een geliefde en het verlies van een geliefde.” Dat laatste is niet leuk, om het maar eens op z’n Japans te zeggen. Het blijft een raar gegeven dat mensen absoluut niet in elkaars zakdoeken willen snuiten, maar met veel gemak wel in elkaars geslachtsdelen. Toch vind ik het altijd weer moeilijk condooms bij me te steken als ik ga stappen. Het is dan toch een beetje alsof zo’n ding een stemmetje krijgt. Praat je met een willekeurig meisje, dan hoor je hem al juichen en zich oprekken, maar kom je een keer een avond onverrichterzake thuis, dan mompelt hij: “Justus, jij bent wel een gigantische loser, hè?'”

Een paar rondjes later begon een enorm dronken jongen zich met onze conversatie te bemoeien. Hij drentelde al een tijdje bij ons groepje en probeerde Justus’ monoloog te doorbreken door ‘denk aan de liefdeskasten, denk dan toch aan de liefdeskasten!’ te sputteren. Bij de vijfde keer zei Justus: ‘Ik geloof dat de jongen met het reptielgezicht ook wat wil zeggen.’

Er kwam een onverstaanbaar gebrabbel uit je eerst eens even fatsoenlijk voor, voordat je je baggerfiguur.’

De jongen keek Justus uitgesproken stompzinnig aan.

‘Prachtig, iemand die al moet nadenken over de vraag hoe hij heet’ zei Justus tegen ons, waarna de jongen weer begon te murmelen. Hij verweet Justus een ‘contradictio in terminis’ (Justus: ‘Ach, je spreekt Frans, wat goed’) en zakte toen plotseling zielloos in elkaar. Rooie, Max en ik keken geschrokken. ‘Geen paniek’ zei Justus rustig, ‘deze jongen zag wat we noemen De Man Met De Hamer. Die zal jullie ongetwijfeld zelf ook een keer komen bezoeken. Je hebt dan zo veel gedronken dat je zonder aankondiging in elkaar stort, alsof iemand je vanachter tegen je hoofd slaat. Regel 93: zorg dat dat je nooit overkomt als je met een meisje zoent. Regel 94: en mocht je moeten overgeven, heb dan ook het fatsoen eerst even je tong uit haar mond te halen. Dat heeft met gevoel voor decorum te maken, met christelijke normen en waarden, met dat wat dit land heeft groot gemaakt.’

Toen de jongen met het reptielgezicht door studenten achter de bar was opgelapt en weggevoerd, ging Justus verder: ‘Weten jullie trouwens waarom vrouwen vaak vallen op zogenaamde “wilde types”, alcoholisten, zware rokers, drugsgebruikers, vechtersbazen en andere roekelozen? Daar heb ik wel eens iets over gelezen. Dat schijnt ook met baltsgedrag en overlevingsstrategieën te maken te hebben. Door je lichaam te teisteren, laat je als jongen zien dat je lichaam daartegen kan, dat je derhalve stevige genen hebt, een sterk nageslacht zal voortbrengen en dus een gewenste sekspartner bent. Met andere woorden: ieder biertje en ieder sigaretje is eigenlijk een versierpoging. Regel 95: rook en drink zoveel mogelijk!’

Rooie bestelde prompt een nieuw rondje.

‘Oké, nu begrijp ik wel dat jullie de leerstof van vandaag natuurlijk dolgraag in praktijk willen brengen’ ging Justus verder. ‘Toch lijkt mij dat geen goed idee. Regel 117: wees niet té gretig, dat schrikt alleen maar af. Als je op een eerste avond al heel wanhopig op liefdespad gaat, ben je eigenlijk een beetje zielig. Denk ook aan regel 128: wed nooit op slechts één paard. Versieren is een kwestie van aanpappen en warmhouden. Op een avond als deze probeer je een heleboel “reële versierkansen” te creëren, om die de volgende dagen, desnoods de volgende jaren, te consumeren. Oscar Wilde zei al: “Niets slaagt zo goed als overdaad”, en hij had gelijk. Verscheidenheid is de motor van de evolutie. Regel 129: leg een hele harem aan van zoveel mogelijk potentiële teerbeminden.’

Hierna zweeg Justus voor het eerst sinds lange tijd. Hij keek ons hoofdknikkend en bemoedigend aan. In de hele Woolloomooloo werd gefeest, geschreeuwd, gezongen en gedanst.

‘Goed, jongens, ik geloof dat de boodschap duidelijk is’ zei Justus plechtig, en hij gaf ons alledrie een duwtje in de richting van de dansvloer.

‘Ga maar, jongens, ga maar. Aan het werk. Maak jullie moeder trots.’

Einde.

Redactie: Michiel Hegener, Wolter Wefers Bettink en Fred van Lier

Bindwijze: Paperback

Druk: 1

Verschijningsdatum: januari 2020

Afmetingen: 26,2 x 19,2 x 2,2 cm

Aantal pagina’s: 256 pagina’s

Titel stuk van Giphart: Maak je moeder trots

Fragment uit: Het feest der liefde, Podium 1995

ISBN: 9789463239660

NUR: 402

Vormgeving: Tjeerd Corjanus

Fotoredactie: Bas van Hatum, Tjeerd Corjanus, Michiel Hegener, Wolter Wefers Bettink

Eindredactie: Paul Stamhoofd

Archiefonderzoek en interviews: Michiel Hegener, Wolter Wefers Bettink en Fred van Lier

Archivale ondersteuning: Jeroen Jekel

Productie: Wolter Wefers Bettink en Fred van Lier

Productie ondersteuning: Max Petram, Niels Reijers, Jan Weitjes, Bas Bakker, Joeri Gilissen, Gerard van Odijk, Richard Jacobs, Ludo Schot, David Schouten, Ludo Barge en Ronald Bongers

Marketing: Paul Stamsnijder, Richard Jacobs, Ludo Schot en David Schouten

Druk: Tuijtel, Hardinxveld Giessendam

Sponsoren: Petram & Co. N.V., Life Science Partners B.V., Niels Reijers/ George Restaurants, DentConnect B.V., Kydo B.V., Van Os B.V., Medisch Centrum Utrecht B.V., Kersten B.V., Marc van Milligen de Wit, Marco Keim, Frans de Beaufort, Frank Drukker en Bram Elfrink

Inhoudsopgave

  • Geschiedenis van een fenomeen – Michiel Hegener
  • Maestro: Muziek! – Wolter Wefers Bettink
  • De woo singles – Wolter Wefers Bettink
  • De woo-experience – Michiel Hegener
  • Herinneringen van Fred Prang – Henny de Vos
  • Herinneringen van Richard Schoch & Jimmy Juliana – Michiel Hegener
  • Persoonlijke herinneringen: Bert Alberda, Fred Hekket, Karel de Vey Mestdagh, Paul Stramrood, Jan Westerman, Jos Bloemkolk, Otto Jochems, Ronald Giphart, Eric Ornek, Michael Lucassen, Charles Borremans, Marjolein Hoogeveen, Harm Heutink & Ivor Veldman
  • Afkortingenlijst
  • Index
  • Sponsoren
  • Colofon
  • Illustratieverantwoording