Passionate

By hans, 4 juli 2020

Tijdschrift voor de nieuwe letteren

Mei/juni 2001 jaargang 08 nummer 03

Onderstaande fragment komt uit het boek Man zoekt vrouw om hem gelukkig te maken

Lees het fragment uit het tijdschrift hieronder:

Dit voorjaar werd de tweede editie gehouden van Write Now!, de jaarlijkse schrijfwedstrijd voor jongeren uit de regio Rotterdam. Write Now! is een initiatief van Pa§ionate, de SKVR Schrijversschool en de Rotterdamse Kunststichting. De jury heeft uit 55 inzendingen de eerste prijs toegekend aan Yusef el Halal, met zijn onderstaande verhaal.

Ibrahim nu geen zin. Ibrahim nooit zin. Ibramim nergens nooit zin in. Ibrahim misantroop, Ibrahim depressief, Ibrahim melancholicus, alcoholicus, paranoïde, suïcidaal, en moe, zo enorm moe. Ibrahim glansrijke winnaar in Meest Ongelukkige Ziel Verkiezing.

Ik moet me omgedraaid hebben in bed, denk ik, want ik val eruit. Ongelofelijk, heb ik weer. Je hebt twee soorten van toeval, dat er op een dag een chicane voor de deur staat met een rode Lamborghini, de nieuwste Motorola mobile en een Samsonite vol met geld. Vervolgens scheur je weg, zonder die trut, met het geld en de telefoon. Of je valt dus uit je bed.

Ik loop naar de wc en ga op de pot zitten. Op het moment dat ik een drol in de plee laat kletteren, vraag ik me af of Allah eigenlijk wel bestaat. Want stel dat Allah niet bestaat, dan ga ik voor niets naar de moskee. (Ik veeg mijn billen af.) En ik niet alleen, maar ook Hafid, Mehmed en Abdullah. (Ik trek door.) Dat zal Mehmed niet appreciëren. Hoe zou hij reageren als ik hem vertelde dat Allah niet bestaat? Ik stel me de volgende dialoog voor:

‘Mehmed?’

‘Ja?’

‘Weet jij wat de overeenkomst is tussen Allah en de marsmannetjes?’

‘Sorry?’

‘Mehmed, ik moet je wat vertellen: Allah bestaat niet.’

‘Toon maar eens aan.’

Je kunt wel merken dat Mehmed natuurkunde studeert. Hij wil altijd meteen bewijzen zien. Als je zou zeggen dat een drol ongeschikt is als boetseerklei, zou hij de eerstvolgende keer bij het poepen het tegendeel aantonen. Ik houd mijn vuist als een Motorola telefoon aan mijn oor en zeg: ‘Allah? Hallo? Allah, do you read me?’

Mehmed kijkt me verbaasd aan. Er gebeurt niks.

‘Zie je nou,’ zeg ik.

‘Ibrahim?’

‘Ja?’

‘Heb je weer gedronken?’

Wat is er mis mee dat ik drink? Alle studenten drinken toch? En ik ben een student. Sinds een paar maanden zit ik in Amsterdam. De vader van Mehmed heeft er een huis gekocht, zodat we met z’n vieren bij elkaar kunnen wonen. Een moslimhuis. De residentie van Mehmed, Hafid, Abdullah en ik, Ibrahim.

‘Dat is veel beter voor jullie,’ had ook mijn vader gezegd. ‘Een willekeurig studentenhuis is niet beter dan een hoerenkast. En ze eten er nog varkensvlees ook.’

Ik was mijn handen. Verbaasd kijk ik naar de spiegel. Dat die niet barst is toch wel een wonder. Hoe lelijk moet je eigenlijk zijn om een spiegel te laten barsten? Abdullah is zo lelijk als de nacht, maar ook bij hem blijft de spiegel intact. Ben ik eigenlijk ooit bij iemand thuis geweest waar de spiegel gebarsten is? Zouden die mensen wel bestaan?

Stel je voor: een kromgebogen omaatje met een bochel en een behaarde onderkin als een verschrompelde oudemannenzak. Zo lelijk dat je spontaan moet kotsen, dat je ontbijt met de kracht van een hogedrukreiniger uit je keel spuit.

Als die mensen bestaan… Ja, waarom zouden die mensen eigenlijk niet bestaan? Als Allah toch ook bestaat, waarom zij dan niet? Misschien is Allah zelfwel een afstotelijke aap, en laat hij zich daarom nooit zien.

Ik trek de deur van de wc achter me dicht en strompel terug naar mijn bed. Het is negen uur. De anderen zijn naar college. Ik heb gezegd dat ik ziek ben. Dat ze mij alleen moeten laten. Vooral Mehmed. Mehmed is een zeikerd, en niet alleen een zeikerd – hij is nog bezorgd óók. Kwam die lul aanlopen met een koortsthermometer. Een koortsthermometer! Zo één die je anaal moet gebruiken. ‘Stop die zelf maar in je reet!’ heb ik hem verteld.

‘Zal ik anders een kopje kruidenthee voor je zetten?’

Mehmed is homo. Dat vermoed ik tenminste. Waarom staat hij anders fluitend de afwas te doen?

Ik stap terug in bed, trek de dekens over me heen en val in slaap. In een droom zie ik Hanan voor me. Ze doet haar hoofddoek af. ‘Zul je me altijd lief vinden, lbrahim?’

‘Sure, honey.’

‘Wil je mijn schoenen dan losmaken?’ vraagt ze.

Ik word wakker. Wat een ellende, denk ik. Zal ik een keer niet wakker worden? Laat mij maar slapen, laat mij maar dromen!

Het is tien uur, tijd voor ontbijt. In de keuken klap ik een boterham met kaas dubbel. Het koffiezetapparaat staat nog aan en er zit een laag koffie in de kan. Toch aardig van de jongens. Want ik heb dorst, dorst, dorst. Ik schenk een mok vol en neem een flinke slok van de lauwe vloeistof. Als ik de hele inhoud op heb gedronken, lijkt het of ik meteen weer moet poepen. Ik laat een wind die in geen tien zinnen is te beschrijven, maar wel in vier woorden. Mozes wat een stank.

Hoe zou het eigenlijk met Hanan gaan? Ze is uitgehuwelijkt aan een klootzak in Marokko. Eentje waarvan je op het eerste gezicht zou denken dat die niet verder dan drie kan tellen, maar als je bij hem thuis komt staan er BMW’s in alle kleuren van de regenboog (+ zwart) in de garage, liggen er vier (!) zwembaden in de tuin en heeft hij een Russische bibliotheek.

Zal ik Hanan redden?

Ik ga naar de woonkamer, zet de tv aan en zap van Tel Sell naar MTV en terug. Ik plof neer op de bank en ga languit liggen. Er is veel gezeur geweest over die bank. Zelf had ik liever een leren bank gehad. Leer is stoer. Leer is geil. Leer ruikt lekker.

‘Maar leer wordt zo snel lelijk,’ opperde Mehmed. Van hem had ik juist wel verwacht dat hij van leer hield. ‘Bovendien zijn die veel te duur,’ ging hij verder. Nu hebben we dus een pluche bank die onwijs kriebelt aan je blote reet als je ’s avonds laat in een geile bui met je broek op je enkels voor de televisie zit te rukken. Niet dat ik dat vaak doe …

Ik val op de bank in slaap en droom van Hanan, van wie ik niet alleen schoenen en sokken, maar ook al de andere kleren heb uitgetrokken. Ze komt bij me zitten en kust me. Ik grijp met mijn hand tussen haar benen, maar Hanan verzet zich ertegen. ‘Het mag niet, Ibrahim,’ zegt ze. ‘Ik moet naar Marokko. Ik moet intact blijven …’

Ik word opnieuw wakker. De tv staat nog aan. Ik pak een blikje bier uit de koelkast en drink het in korte tijd leeg. Ik heb Hanan slechts één keer gekust, op het eindfeest van de middelbare school. Hanan mocht dit keer ook komen. Ze had tegen haar ouders gezegd dat het een voorbereiding was op de diploma-uitreiking. Moslimouders kunnen zo naïef als stront zijn.

Sindsdien heb ik haar niet meer gezien. In de zomervakantie kreeg ik een kaartje uit Marokko. ‘In december trouw ik met Rachid’ stond erop. Daaronder: ‘Het is hier 30°C.’ Vrouwen?

Grote kans dat Hanan nu weer bij haar ouders in Den Haag is. Het is eind oktober. Over een maand zal ze voorgoed naar Marokko vertrekken.

Ik moet haar zien. Ik moet haar redden.

In de trein drink ik twee blikken bier en lees de strips uit kranten die door mensen zijn achtergelaten. Daarna bekijk ik de opiniepagina een kwartseconde, vaste prik. Op het station in Den Haag koop ik een broodje dat ik in drie happen in mijn mond prop. Dan spring ik in de tram. Het is halftwee. Ik hoop niet dat ik mijn broertjes of zusjes tegenkom. Ik heb zeven zusjes en drie broertjes en ze krijgen allemaal nog geld van me, ook de jongste. Die is twee. Dit weekend heb ik zijn spaarvarken meegenomen, toen ie sliep. Hij heeft het niet gemerkt, ook niet toen hij wakker werd. Er zat f 17,50 in, hopelijk genoeg voor wat bloemen voor Hanan.

‘Ik wil graag bloemen.’

‘Wat voor bloemen wilt u?’ vraagt de verkoopster.

‘Gewone bloemen.’

‘Nog voorkeur?’

‘Bloemen voor zeventienvijftig,’ zeg ik.

‘Geen onkruid.’

‘Wat?’

‘Ze houdt van kleuren, vooral die van de regenboog.’

‘Die van de regenboog?’

‘Ja. Dus geen zwart. Het zit namelijk zo: dat meisje is uitgehuwelijkt en ik moet haar terugkrijgen, dus die bloemen zijn belangrijk voor mij.’

‘Mag het iets meer dan zeventienvijftig zijn?’

‘Nee, verdomme nee! Dat is nou overal zo. Mag het iets meer zijn zus? Mag het iets meer zijn zo? Je kunt tegenwoordig niet eens meer bloemen kopen zonder genaaid te worden! Waar hebben we het godverdomme over? Bloemen ja, geen kaas of gehakt. “Mag het iets meer zijn?”Waar gaat het heen met die klote wereld. Stop die bloemen maar in je reet. En die vaas die daar staat ook. En is dat een cactus? Die ook.’

Ik sta met lege handen voor de deur van Hanan. Een lief klein meisje met grote ogen doet open.

‘Hallo, ik ben Ibrahim.’

‘Dus?’ Ze smijt de deur dicht. Ik bel nog een keer aan.

‘Opzouten,’ schreeuwt ze door de brievenbus. Ik sla op de klep en hoor ‘au!’ en daarna gehuil. Dan hoor ik vanuit het binnenste van het huis een zwaar laag geluid, het komt steeds dichterbij. De vader van Hanan is wakker. Hij rukt de deur open en staart mij een paar seconden aan. Hij draagt een witte kaftan en heeft zijn blote voeten in groene slippers gestoken. Hij praat zoals een hond blaft.

‘Wie ben jij? Wat moet je?’ roept hij half binnensmonds.

‘Ik ben Ibrahim. Ik moet Hanan terug.’

Hij kijkt me vragend aan, alsof hij me niet verstaat. Misschien is dat ook wel zo. Hanans moeder spreekt in elk geval geen Nederlands.

‘Ze wil helemaal niet naar Marokko. Ze wil niet!’

‘Ik wil helemaal niet naar Marokko,’ fluisterde Hanan. We stonden tegen elkaar aan. Ik had haar zojuist gekust en ze kuste me terug. ‘Ik wil niet met Rachid trouwen. Hij is vast lelijk en dom.’

Heel lelijk, dacht ik. Hij heeft een snor en een baard. Zweetvoeten. Een onderkin. En een bochel. Zo lelijk als een buitenaards gedrocht uit een lowbudget horrormovie gemaakt in Oost-Polen. ‘Misschien is hij wel zo lelijk, dat de spiegel barst,’ zei ik zachtjes. Er verscheen een glimlach op haar gezicht die snel weer verdween. ‘Ik wil bij jou blijven, Ibrahim. Ik wil in Nederland blijven.’

Het schoolfeest liep ten einde. Ik nam nog een laatste biertje en bracht Hanan naar huis. Op de hoek van de straat namen we afscheid.

De vader van Hanan staart mij aan. Maar ineens roept hij: ‘Hanan!’

Zachtjes hoor ik voeten een trap afdalen. En daar verschijnt ze dan in haar witte lange hemd.Tranen lopen over haar wangen. Ik hoef geen Lamborghini meer, denk ik. Ik hoef niets meer. Ze komt steeds dichterbij, mijn hart pompt drie keer zo snel, mijn onderbuik tolt. Fuck, geen bloemen bij me, Ze geeft een kus op mijn linkerwang, terwijl ze dat doet voel ik haar linkerborst tegen mij aan drukken. Ik krijg een lichte erectie. Wat zeg ik? Een enorme erectie! Hanan krijgt een glimlach op haar gezicht. Wat een droomvrouw! Pijp me, wil ik zeggen, maar ik ben bang dat haar vader mij hoort.

Ik doe mijn ogen dicht en in de verte zie ik Hanan de was ophangen, mijn was, en wat kijkt ze er gelukkig bij. Ik smeer boterhammen voor de kinderen die zo van school komen, onze kinderen, ze zullen wel honger hebben. En als ze die boterhammen ophebben, dan willen ze ijsjes, en als ze die ophebben, willen ze snoep en prik. Dan hoepelen ze even op. Maar na het buitenspelen komen ze helemaal smerig de woonkamer binnen die ik zojuist heb gestofzuigd en gaan ze op de lederen bank.zitten en slaan ze elkaar een bloedneus en moet ik ze douchen en moet ik als hobbelpaard fungeren en moet ik verhaaltjes voorlezen, hele suffe, en moet ik ze een kus op hun voorhoofd geven en ze durven niet te slapen dus moet ik de wacht houden voor buitenaardse wezens.

Ik kijk naar Hanan, ik kijk naar haar ogen. ‘Ik wens je veel geluk met Rachid.’ Ik wil me omdraaien en ik hoop dat ik nu uit bed val.

Einde.

REDACTIE: Erik Brus (eind) / Richard Dekker (hoofd) / Michelle van Dijk / Wieteke van Dam / Christian Jongeneel / Cornelis Krul

ONTWERP: Lonne Wennekendonk, Rotterdam

FOTOGRAFIE AFORISMEN: Lonne Wennekendonk

ONTWERP LOGO: Witruimte

DRUK: Tripiti, Rotterdam

DISTRIBUTIE: Multiboek, Rotterdam

ADVERTENTIEACQUISITIE: Annemarie Slee, (t) 0102762626

REDACTIEADRES t.a.v. Erik Brus, zie Stichting Passionate

LITERAIRE BIJDRAGEN: In zesvoud, inclusief beknopte biografie, opsturen naar het redactieadres. Bij proza een diskette
(wp/word) gereedhouden i.v.m. eventuele plaatsing. Bij proza een maximum van 2500 woorden. Uitsluitend reactie indien een voldoende gefrankeerde retourenvelop is bijgevoegd.

DEADLINE: zaterdag 12 mei 2001 (nr. 4, 2001) zaterdag 14 juli 2001 (nr. 5, 2001)

PRIJS: f 9.99

ABONNEMENT f 55,- per jaar / f 28,- per half jaar f 45,- per jaar (met studentenkaart, R’dam Pas of CJP)

Leestafelabonnement

f 99,- per jaar (3 exemplaren)

Groepsabonnement

f 300,- per jaar (10 exemplaren)

Abonnementsgeld overmaken op giro nr. 5620336 t.n.v. Stichting Passionate, o.v.v. abonnement. Abonnementen worden automatisch verlengd, tenzij schriftelijk opgezegd een maand voor het aflopen van het abonnement.

Stichting Passionate is opgericht op 3 november 1995. Haar doel is om het literaire klimaat in Nederland in het algemeen en Rotterdam en omstreken in het bijzonder te bevorderen.

De stichting biedt de volgende producten:

  • tijdschrift Pa§ionate
  • interdisciplinair festival Geen Daden MaarWoorden
  • Crime Jazz, podium voor literatuur en muziek
  • The Grapevine, culturele talkshow
  • overige podiumactiviteiten
  • Pa§ionate Internet

STICHTING PASSIONATE

t.a.v. Giel van Strien

Postbus 25264

3001 HG Rotterdam

Bezoekadres:

Schietbaanlaan 5-B

Rotterdam

(t) 01027626 26

(f) 0102762607

(e) passionate@passionate.nl
(I) www.passionate.nl

MEDEWERKERS
Erik Brus (tijdschrift)
Peter de Groot (Internet)
Nadia Kotchneva (secretariaat)
Linda Moesman (Geen Daden Maar Woorden)
Annemarie Slee (Geen Daden Maar Woorden)
Giel van Strien (directie)
Mariska Verhuist (Geen Daden Maar Woorden)

STICHTINGSBESTUUR
Abdelkader Benali
Bert Heemskerk (secretaris)
Christian Jongeneel (voorzitter)
Jack Kuyt (penningmeester)
Jamila EI Maroudi

Pa§ionate 3, achtste jaargang, mei/juni 2001
issn 1385-0113

Dit nummer kwam mede tot stand dankzij de financiële steun van de gemeente Rotterdam, de Rotterdamse Kunststichting, en de medewerking van Poetry International. Alle rechten voorbehouden. ©2001.