Ronald Giphart Rails 2006 06 Zelfplagiaat

Rails 2006 06 Zelfplagiaat

Gerard Reve (moge de Schepper zijn ziel verwennen tot in zijn verste Geheime Opening) zei dat schrijvers een winkeltje hebben. Ik ken geen schrijver of columnist die niet ooit aan ‘creatief hergebruik’ heeft gedaan, door een omschrijving of een fragment uit een eerdere tekst een paar jaar later te plakken in een andere. Je bent toch gek als je een goede formulering in De Deventer Viscourant tien jaar later niet onopvallend hergebruikt in een column voor het huisorgaan van Korfbalvereniging De Regenboog? Van Mulisch tot Brusselmans tot K. Schippers: aan zelfplagiaat hebben ze zich allemaal schuldig gemaakt. Aansluitend bij het thema van deze Rails wil ik in deze column – die me goddomme uiteindelijk ontiegelijk veel werk heeft gekost – nu eens openlijk citeren uit vroeger werk.

  1. ‘In Emma Brunts hormonenjaren (toen alles nog zwart-wit was) gingen jongeren liftend naar Parijs, om gedreven door idealisme en gekleed in zwarte coltruien, in onbegrijpelijk Frans te discussiëren over het gedachtegoed van Jean-Paul Sartre (de bekende bewonderaar van de succesvolste Chinese serialkiller Mao).’ NRC Handelsblad. 1994
  2. ‘Er bestaat zoiets als vriendschapsdecorum, namelijk dat je uit alles wat een vriend produceert waarde kunt putten, louter omdat het gemaakt is door een vriend. Ik vrees dus de mening van mijn vrienden in het geheel niet, omdat mijn vrienden altijd liever voor mij zullen zijn dan mijn vijanden. De meningen van vijanden zijn over het algemeen harder, scherper, ongenuanceerder en gemener (en vaak veel krukkiger geformuleerd). Zelf ben ik tegen mijn vijanden ook veel eerlijker dan tegen mijn vrienden.’ Trouw. 1995
  3. ‘In de tijd dat ik nog niet gedebuteerd was maar wel overal hard en aandoenlijk riep dat ik schrijver ging worden, hadden mijn toenmalige vriendinnetjes de onweerstaanbare drang om mij met vulpennen te verblijden, vulpennen waarmee ik vervolgens geacht werd mijn toekomstige romannen te schrijven. Het moest voor hen een lekker idee zijn om aan de basis te staan van een literair werk, al was het alleen maar door de pen te hebben bekostigd.’ Parker Magazine. 1995
  4. ‘Paul de Leeuw, die onlangs in Vrij Nederland zei best ingeschakeld te willen worden om voor de PvdA campagne te gaan voeren. “Maar ik moet er wel voor betaald worden. Voor wat hoort wat,” haastte hij zich eraan toe te voegen. De Leeuw wil best schreeuwen, maar alleen voor geld. Dat is het engagement van deze tijd. Zo zou ik dit stukje ook nooit hebben geschreven als ik er geen duizend piek voor kreeg.’ NRC Handelsblad. 1994
  5. ‘Ik kwam de lege apotheek binnen en hoewel ik vriendelijk groette werd ik door geen van de drie medewerksters achter de balie teruggegroet. Toen na enkele minuten geen van de dames aanstalten maakte in mijn richting te kijken, kuchte ik. Heet ik Charly Brown? vroeg ik me af. Ik kuchte nog een keer. Ik kuchte zo vaak dat ik een extra hoestdrankje moest meenemen om de schade te herstellen.’ Intermediair Online. 1997
  6. ‘Ik geloof niet dat ik iets ergers ken dan poëzie voorgedragen door de dichter zelve (behalve dan de verschrikkingen uit de Tweede Wereldoorlog natuurlijk, dat spreekt voor zich). De dichter snifte, rochelde en hijgde zijn gevoelige stiltes aan mekaar, gaf veelbetekenende verwijzingen (“de volgende gedichten… zijn wat meer… dochter-gericht…”), en het leek of hij voortdurend op het punt stond in huilen uit te barsten, zoals het hoort bij goede poëzie.’ Utrechts Nieuwsblad. 1994
  7. ‘Iedereen die wel eens in het buitenland op vakantie is geweest, weet dat je een vreemde taal niet uitmuntend hoeft te spreken (“Eh, shallons nous á la beach avec nous deux?”) om toch iemand “het hof te kunnen maken” (wat een oudhollandse manier is om te zeggen: in het holster van je geslachtsdeel te kunnen kerven). AII you need is love. 1995 [maar stond ook in Kijk juni 2000, nummer 6]
  8. ‘Ik vind het raar dat mensen elkaar trouw beloven én eerlijkheid. Alsof ze zeggen: “Ik zal helemaal nooit met een ander vrijen, maar als ik dat nu toch doe, vertel ik het eerlijk.” Dat is nog eens geruststellend!’ Elle. 1994
  9. ‘Een Amerikaanse woordenboekschrijver kreeg een brief van een deftige mevrouw: “Wat een eerbiedwaardig werk heeft u gepubliceerd! Er staat geen onvertogen woord in!” De woordenboekschrijver schreef terug: “Maar mevrouw, u wilt toch niet zeggen dat u allemaal vieze woorden heeft opgezocht om te constateren dat ze niet in mijn boek voorkomen?” Kijk. 1998
  10. ‘Onlangs is zelfs wetenschappelijk komen vast te staan dat Zuilen de grootste snackbardichtheid ter wereld heeft. Iemand zou eens moeten uitzoeken of er een correlatie is tussen het aantal snackbars in deze wijk en het aantal beautysalons. Die beautysalons springen hier namelijk als paddestoelen uit de grond. Het lijkt wel of mensen het vet dat ze er op de ene hoek bijvreten, op de andere hoek weer laten aftappen.’ PvdA Vlugschrift. 1997
  11. “‘Moet je dat zien,” zei Henk, “wat een gigantische berg stront legt dat schaap neer.” Inderdaad. Geboeid keken we naar het schouwspel dat zich afspeelde op drie meter afstand van de halfondergrondse studio waar Denk Aan Henk wordt opgenomen. Er lag een schaap echt overdreven te schijten. De drol werd groter en groter, en een moment later lag hij uit te hijgen naast zijn moeder. “Dat… dat is een lammetje!” riep Henk verbaasd.’ Sum. 1995
  12. ‘Mensen paren als een van de weinige diersoorten frontaal, in plaats van achterwaarts. Vrouwenborsten zouden een trucje zijn van de natuur om mannen naar de voorkant van de vrouw te lokken, zodat man en vrouw elkaar aankijken en de band tussen hen sterker wordt. Overigens dezelfde reden, waarom de mannetjesmens van alle primaten relatief gezien de grootste penis zou hebben.’ Viva. 1996
  13. ‘Eigenlijk heb ik op het droevige bij elkaar leuteren van dit soort mij geen enkele genoegdoening verschaffende columnstukkies en journalistieke non-artikelen na geen ene reet uitgevoerd. Om net te doen of ik dit zelf gewild heb, roep ik overal om het hardst dat ik van dit jaar ‘een leesjaar’ heb gemaakt en dat ik ‘even de druk van de ketel heb gehaald’. Pure fictie. Ik ben gewoon een luie lamzak, net als in de tijd dat ik nog studeerde (schrijf dáár dan een roman over, zeikerd).’ Vooys. tijdschrift voor letteren. 1993