Lees eerst de column van Ronald Giphart van 28 juni 2011 in de Volkskrant met de titel Roeidiploma en lees dan onderstaand stuk, ook van Giphart.
Ronalds Cyclus – Over pubers en mooie mama’s
Roeien is een cyclische beweging. Na de haal volgt de recover en daarna dient de volgende haal zich aan. Maar het is óók cyclisch, omdat roeiers op vaste tijden van wal steken, wegvaren, ronden en terugkeren, telkens weer. Zo vergaat het ook de columnist. Hij is verplicht tot een geregelde productie van taal brokken, maar ook tot een oplettendheid buiten zijn schrijverschap om in de wereld waarin hij rondloopt.
Ronald Giphart is zo’n schrijver: hij trekt de lezer met zijn woorden de beleving van zijn wereld in. Als hij vertelt hoe hij met zijn vrouw de helikopter met hun pasgeboren zoontje ziet verdwijnen vanaf het dak van het Academisch in Utrecht naar Groningen, staan we naast hen op dat dak. En zo zitten we ook bij Ronald in de auto op weg naar de roeivereniging waar zijn dochter het diploma gaat halen dat haar toegang tot het lidmaatschap van de vereniging geeft. Dat laatste telt het meest voor haar. Ze maakt zich los en wil een beetje meer deel van de wereld worden en minder van papa, die ze op zijn nummer zet met een aardig mondje roeis: een neologisme typerend voor Gipharts stijl die ook wel giphs genoemd wordt.
De beslissende fase in het ouderschap is de puberteit. Het kind steekt van wal en vaart de volwassenheid in en wee je gebeente als je het helpt.
De puber zet zelf uit en met elke haal is de afstand groter. Dat is altijd zo geweest: jongeren blijven in hun verzet hetzelfde, maar hun ouders veranderen.
Zat je in de jaren vijftig in de kou bij je vader achterop de fiets naar Elinkwijk, een eerste divisieclub op Zuilen in Utrecht, tegenwoordig brengt papa zijn kind in de auto naar de club, want hij wil niet nat worden. Giphart benadrukt die afstand doordat hij, ondanks het comfort van de auto, zich stoort aan het weer op deze druilerige zaterdagmiddag, terwijl zij kleren aan heeft die nat mogen worden, waarmee het verschil tussen de automobilist en de roeier niet beter getypeerd kan worden. Of zoals een bijna veertienjarige in het verhaal Mooie mama’s kritisch over zijn vader en moeder zegt: ”Als kinderen hun ouders werkelijk als rolmodel zouden beschouwen, zou de soort snel uitsterven” (pagina 212 van Gipharts verhalenbundel De wake).
En de roeiers zélf spelen een rol bij zijn dochter. Evenals in Mooie mama’s bevolken roeiers met te veel spieren in een te strak lichaam het buurhuis en ze trekken moeders en dochters uit de buurt aan. De moeder van de puber in Mooie mama’s zit in roeiershuis De spaan tussen gespierde studentroeiers en dat is geschilderd door Mascha Lammes.
Giphart heeft met zijn bloedeigen handschrift boven die bloedmooie vrouw de slotregels van het verhaal gezet.
Na haar succesvolle examen zit zijn dochter weer bij Giphart in de auto, nu niet bits, maar zingend. Ze hoort weer bij haar vader. Aan het begin van de tekst in de auto heen, en in de auto terug aan het eind. Gipharts tekst is zo cyclisch als de roeibeweging en zo blijkt roeien de metafoor voor het columnistenvak.
Maar de roeibeweging zelf… wat zou het mooi zijn als ooit deze schrijver zelf zou roeien, in de dubbeltwee met zijn dochter op slag.
Eind.
Vijf jaar Roei!kunst is een uitgave van Roei!, het blad voor alle roeiers.
Losse nummers € 9,50 inclusief porto.
© Kees van Bueren, Stichting Roei!, De Klapmuts 16, 3828 SP Hoogland.
Vormgeving ProVorma, Amersfoort
Productie Practicum Print Management BV, Soest
Website www.roei.nu
Inhoudsopgave