Lees het voorwoord van Ronald Giphart:
Van lezen over eten krijg je honger. Dat heb ik proefondervindelijk mogen vaststellen bij het samenstellen van dit boek. Verspreid over een jaar heb ik in een kamertje op de tweede verdieping van de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag grote stapels oorspronkelijk Nederlandstalige literatuur doorvlooid op zoek naar passages en verhalen over eten. Daarbij kreeg ik hulp van de onvergelijkelijke Arno Kuipers, collectie specialist Nederlandse taal- en letterkunde, die honderden boeken richting mijn hokje sleepte. Dit waren onder andere titels waar hij zelf mee kwam, die mij waren aanbevolen door vrienden of die op een speciale Facebook-pagina van Uitgeverij Prometheus door lezers werden getipt. Kenmerk van alle boeken was dat er verhalen in zouden staan die op de een of andere manier te maken hadden met voedsel en ingrediënten.
Literatuur weerspiegelt onze natuur, zeggen evolutionaire literatuurwetenschappers. Het gedrag van hoofdpersonen kan volgens hen altijd worden herleid naar biologische motieven. Verhalen gaan steevast over de zaken die ons in onze levenstocht het meest bezighouden: liefde, dood, vriendschap, seks, vreemdgaan, macht, angst, verlangen, overleven en strijd. En dus eten.
Door de eeuwen heen hebben onnoemlijk veel dichters en letterkundigen geschreven over wat wij in onze monden stoppen om ons te voeden. Balzac, Baudelaire, Calvino, Colette, Dahl, Dumas, Erasmus, Flaubert, Goethe, Proust, Rabelais, Sand, Shakespeare, Twain, Zola… de lijst is schier onuitputtelijk. Eerlijk gezegd denk ik dat álle schrijvers wel eens over eten en voedsel hebben verteld. Ook in de Nederlandstalige literatuur wordt er veelvuldig gesmikkeld, geschranst en geschrokt. Literaire tijdschriften hebben de afgelopen jaren speciale edities over eetlectuur gehad en er is in ons taalgebied zelfs een literair-cultureel tijdschrift over gastronomie (het onvolprezen Bouillon!).
De rijkheid van het aanbod maakte de opdracht deze bundeling samen te stellen zwaarder dan vooraf gedacht. Zoals we worden geplaagd door keuzestress met een uitgebreide menukaart in onze hand (al die lonkende gerechten!), zo leek het aanbod af te toe té groot, té copieus, té overdadig.
Toen Uitgeverij Prometheus mij vroeg om een selectie te maken verheugde mij dat aanvankelijk zeer. Ik heb eerder De Nederlandse coming of age-literatuur in 100 verhalen samengesteld en dat was een groot genot. Ik ging ervan uit dat een bundel genaamd De Nederlandse culinaire literatuur in 90 en enige verhalen mij wederom veel – zo niet nog meer – plezier zou bezorgen, want niet alleen de literatuur gaat mij na aan het hart, ook voor het onderwerp kan ik mij zeer laten begeesteren.
Een probleem waarop ik al snel stuitte was dat er in vrijwel iedere Nederlandstalige roman vanaf de Tachtigers vroeger of later wel eens wordt gesmikkeld. Vooraf was het dus raadzaam een bescheiden leidraad op te stellen waarnaar ik nu eigenlijk op zoek was. Ruim geformuleerd kwam het erop neer dat ik zocht naar Nederlandstalige verhalen, columns en romanfragmenten waarin eten en voedsel óf een bepalende rol spelen óf aanjagers zijn van de verhaalontwikkelingen óf op een eminente manier worden beschreven. Het overstelpende aanbod werd er niet minder door, maar ik had in ieder geval een richtsnoer.
Een ‘Natureingang’ is een al dan niet lyrische beschrijving van het landschap waarin een verhaal zich afspeelt, als aankondiging van de naderende gevoelens en sentimenten van de personages. Ik zocht naar een ‘Gastronomeingang”, een al dan niet lyrische beschrijving van hoe en wat personages eten, als aankondiging van hun naderende gevoelens en sentimenten.
Dat viel nog niet mee en er zijn veel fragmenten buiten de boot gevallen, zeker niet vanwege de literaire kwaliteit, maar omdat de thematiek uiteindelijk niet genoeg aansloot bij het onderwerp van deze verzameling. Met een bezwaard gemoed kon ik verder uitstekende fragmenten uit boeken van bijvoorbeeld Peter Buwalda (een eetscène met aardappelkroketjes), Yves Petry (een scène waarin een mannelijk geslachtsdeel wordt verorberd), Connie Palmen, Nelleke Noordervliet, Griet Op de Beeck, Kristien Hemmerechts (scènes van een meisje met anorexia) en vele anderen niet opnemen omdat ‘eten’ slechts zijdelings een rol speelde. En voor de zuiverheid heb ik uiteraard ook geen verhalen van mezelf geselecteerd, hoewel ik veel over gastronomie en culinaire uitspattingen heb geschreven.
In de verhalen die ik wel heb opgenomen gaat het alle kanten op. Er worden ingrediënten bewierookt, veelvuldig komt men bij elkaar in een restaurant, moeders bereiden speciale gerechten of personages gaan zelf aan de slag. Het zijn vaak weemoedige verhalen van lucullussen, veelvraten, schrokoppen, gourmandes, smulpapen, connaisseurs en fijnproevers, maar evenzeer van moeilijke eters, lange tanden en voedingswaar dat wordt verafschuwd. Duidelijk is dat eten vooral een sociale bezigheid is, een constatering die de evolutionaire literatuurwetenschappers zullen beamen. Tijdens onze maaltijden voeden we elkaar met veel meer dan calorieën en al dan niet overdonderende smaakcombinaties.
Het was met name Arno Kuipers die mij op het spoor bracht van vele mij onbekende boeken en fragmenten. Zo stonden er op mijn groslijst een paar werken van Louis Paul Boon. In De Kapellekensbaan zocht ik tevergeefs naar eetscènes die ik in dit boek zou kunnen opnemen, tot Kuipers een paar van Boons verzamelbundels met columns voor mij achterliet. Een halve middag heb ik mij verlustigd aan deze geweldige stukjes, waarvan ik er uiteraard een paar heb opgenomen (en ik roep Boons uitgever op een nieuwe druk van Boons eetcolumns te overwegen).
Veel mensen hebben gevraagd of ik niet werd overvallen door een knagend hongergevoel tijdens het lezen van al die mondgevoelige verhalen over maaltijden. Het antwoord is ja, maar gelukkig zitten er in de omgeving van de Koninklijke Bibliotheek een paar goede plekken om te eten. Een wil ik er noemen. Op de eerste dag dat ik begon te lezen wandelde ik rond lunchtijd in de buurt van de KB, toen ik stuitte op een naar later bleek illustere snackbar genaamd De Vrijheid.
‘Hé schrijver, lekker aan het werk?’ riep de uitbater van de tent, met een Haagse tongval. ‘Inspiratie voor een nieuw boek aan het opdoen?’
Zijn begroeting was ontwapenend en dus vertelde ik hem dat ik een verzamelbundel over culinaire verhalen aan het samenstellen was.
‘Dan moet je een broodje speklap proberen,’ zei hij. ‘Dat is een Haagse specialiteit.’
Broodje speklap. Ik had er nog nooit van gehoord en besloot – om literaire redenen – op het aanbod van de man in te gaan. Wie ooit in de buurt is van Den Haag en niet bang is voor calorieën kan ik deze traktatie van harte aanbevelen. Het zijn de broodjes speklap die mij door het samenstellen van deze bundel hebben geloodst.
Van een aantal schrijvers heb ik meerdere fragmenten opgenomen (vaak uit verschillende boeken), omdat één fragment of column wat mager zou overkomen en de schrijver mijns inziens geen recht zou doen. Vandaar dat ik ervoor heb gekozen van ruim negentig schrijvers uit te gaan en niet van ruim negentig losse verhalen.
Met de volgorde van de verhalen in deze bundel heb ik geworsteld, want er waren meerdere mogelijkheden. Lang heb ik gespeeld met de gedachte het boek onder te verdelen in verschillende categorieën als ‘ontbijt’, ‘lunch’, ‘voorgerecht’, ‘fruit’, ’tussendoortje’, maar dit bleek te moeilijk omdat veel verhalen zich toch niet lieten rubriceren. Ook een opzet naar verschillende ingrediënten was uiteindelijk onmogelijk, vandaar dat ik ervoor heb gekozen de verhalen op alfabetische volgorde van schrijversnaam te presenteren. En zo beginnen we met Jan Arends en eindigen we met Aya Zikken.
Mijn dank gaat uit naar iedereen die mij heeft geholpen met het samenstellen van deze bundel, Arno Kuipers en alle medewerkers van de Koninklijke Bibliotheek, mijn vrienden, collega’s, mensen die reageerden via de sociale media, de verschillende redactrices van Uitgeverij Prometheus (met Suzanne Aben in het bijzonder), de vele anonieme koks, kokkinnen, boeren, vissers, jagers en producenten die de literatuur hebben geïnspireerd en niet in de laatste plaats de schrijvers van de bijdragen aan deze bundel.
Het valt de lezers van dit boek aan te raden de consumptie van deze verhalen te doseren als in een goed opgebouwde maaltijd – en altijd wat hapjes en ander mondvermaak achter de hand te houden.
Ronald Giphart
Utrecht, herfst 2015
In De Nederlandstalige culinaire literatuur in 90 en enige verhalen heeft Ronald Giphart, in samenwerking met de Koninklijke Bibliotheek, verhalen en fragmenten uit romans samengebracht waarin culinaire hoogstandjes, minder geslaagde creaties en onze eetcultuur centraal staan. Deze selectie maakt de lezer getuige van het perfecte huwelijk tussen literatuur en eten.
Giphart heeft niet alleen een grote liefde voor literatuur, maar ook een culinair hart. Zo schreef hij de culinair-literaire werken Keukenprins en, in samenwerking met Jonnie Boer en Sergio Herman, Eten, drinken en slapen. Ook schreef hij de teksten voor het kookboek PUURST van Jonnie en Thérèse de Boer, dat bekroond werd met de Gourmand World Cookbook Award voor chef-koks. Giphart is dan ook de aangewezen persoon om deze bloemlezing samen te stellen.
Titel: De Nederlandse culinaire literatuur in 90 en enige verhalen
Samenstelling: Ronald Giphart
ISBN10: 9044626515
ISBN13: 9789044626513
Jaar: 2015
Druk: 1ste
Uitgever: Prometheus
Omslagontwerp: Tessa van der Waals
Foto omslag: Bob van Dam / Nederlands Fotomuseum
Foto auteur: Merlijn Doomernik
URL: www.uitgeverijprometheus.nl
Pagina’s: 1084
Afmetingen: 20,8 x 13,6 x 5,9 cm
Gewicht: 856 gram
Type: Hardcover
Deze uitgave kwam tot stand in samenwerking met de Koninklijke Bibliotheek
Inhoud: